421 hand genomen moeten worden, om de verschillende tegen die ver meerdering ingebrachte argumenten te niet te doen. Blijven de tegen standers dezer nieuwigheid nog twijfelachtig de schouders optrekken, mij heeft de overweging van het voorgaande reeds de overtuiging geschonken, dat de invoering dier nieuwigheid ook voor ons leger gevvenscht is. Bovendien ligt het naar mijne meening voor de hand, dat uit eene practische combinatie der genoemde technische middelen een wapen geboren kan worden, waarbij het sub 2 genoemd ver schijnsel, nl. vermindering der vuurjuistheid als gevolg van de ver meerdering der vuursnelheid, zich niet voordoet. Maar al mocht ik in deze falen, dan blijft mijne eveugenoemde overtuiging daardoor natuurlijk toch ongeschonden. Geheel doordrongen van het gewicht dezer quaestie, wil ik haar niet als afgfedaan beschouwen, alvorens door de beantwoording der drie onderstaande vragen nog een kort betoog te hebben geleverd ten gunste van een sneller vurend wapen voor onze infanterie. 1°. Is het wenschelijk gedurende den loop van het geheelegevecht over eene grootere vuursnelheid te beschikken, of is dit alieen in zeer ernstige oogenblikken noodig? 2°. Zal daaruit geen grooter munitieverbruik ontstaan met de na- deelige gevolgen daarvan? 3°. Is een sneller vurend wapen voor onze infanterie eene dringende behoefte? Sub 1. Het is waar, dat in Frankrijk en Duitschland beperkende voorschriften zijn gegeven voor het magazijnsvuur waardoor uitzonderingsgevallen buiten rekening gelaten de soldaat verplicht wordt zijnen magazijnsvoorraad tot op het beslissend oogenblik te bewaren. Dit is echter een gevolg van de gebrekkige constructie der in beide rijken gebruikelijke repeteergeweren, wier magazijn ge durende het gevecht niet gevuld kan worden, zoodat de soldaat zich met de gewone wijze van laden zal moeten behelpen, zoodra hij zijn magazijn leeggeschoten heeft. Deze omstandigheid heeft reeds meer malen aanleiding gegeven tot de vraag, of de soldaat wel genoeg kalmte zal beznten om zijn magazijnsvuur tot op het beslissende I Zie Nos. 7 en S van dezen jaargang, blz, 64 en 181.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 432