427 (1,19 KG. aan patronen en 0,81 KG. aan benoodigd ledergoed, alzoo totaal 1,5 KG.) voor den man een bezwaar uitmaken? De practijk zou antwoord moeten geven op deze vraag, maar het schijnt, dat zulks bij eene oordeelkundige regeling dezer zaak het geval niet zou zijn. Wellicht ware het stelsel, dat men tegenwoordig bijna algemeen in Europa toepast, namelijk één patroontasch op de rug en twee aan weerszijden van de gordelplaat, alle bevestigd aan den gordel, ook hier toepasbaar. Ook zou het aanbeveling verdienen, den voorraad van den weiuig patronen verschietenden onderofficier op hoogstens 30 te bepalen en hem voorts met een zeker getal reservepatronen te belasten, evenals de tamboers en hoornblazers, den fourier en den sergeant-majoor. Eindelijk zou ik de overige reserve-munitie in één- mtms vrachten wenschen te verdeelen, opdat een gevallen drager door een tamboer of hoornblazer vervangen zou kunnen worden. Belast men den fourier en de sergeanten elk met 40, den sergeant-maj., den tamboer en de hoornblazers elk met 70 reservepatronen, dan maakt dit een totaal van 700 stuks of bijna 11/2 koelievracht, als men deze namelijk op 20 KG. rekent. Wellicht zal men hiertegen inbrengen, dat de hoornblazers, de tamboer en zelfs de sergeant-majoor dikwerf met een geweer ge wapend worden om aan het vuurgevecht te kunnen deelnemen. Dit is echter een uitvloeisel van de abnormaliteit, dat die combattanten niet met een revolver te velde trekken, evenals zulks in verschillende Europeesche rijken geschiedt. Is die abnormaliteit eenmaal te niet gedaan, dan bestaat er tegen den voorgestelden maatregel geen bezwaar meer, want de geladen revolver met bijbehoorend klein getal patronen en verder toebehooren staat in zwaarte ver beneden het geweer. Heeft men deze zaak eenmaal afdoende geregeld, in verband met de vuursnelheid van ons tegenwoordig geweer, dan kan worden na gegaan in hoeverre een toekomstig sneller vurend wapen een grooter munitieverbruik zou eischen en of daaruit geen munitiegebrek zou kunnen ontstaan. Reeds is gezegd, dat munitieaanvulling tijdens het gevecht door het vuur van den Inlandschen vijand nooit onmogelijk wordt gemaakt, zoodat, bij eene bekwame leiding van het gevecht en bij aanwezig-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 438