432 promotie, heeft zich al die vragen zeker reeds meermalen zelf gesteld. Wij meenen dan ook, dat het onnoodig is, te betoogen, dat er werkelijk reden bestaat, om eenige regels te wijden aan het onder werp van dit opstel. Niet dat wij ons voorstellen, eene volledige verhandeling te houden over deze belangrijke zaak, hoe nuttig die ook zoude zijn. De ge gevens ontbreken ons, om eene goede volledige statistiek over een voldoend aantal jaren op te inaken, en wij verklaren gaarne, ons niet in staat te voelen, om eene in alle opzichten afdoende regeling te ontwerpen, waardoor de tegenwoordige vicieuse toestand voorgoed zoude zijn opgeheven. Ook wenschen wij niet in beschouwingen te treden, om den gang der promotie bij de Infanterie te vergelijken met dien bij de andere wapens en diensten. Wij willen slechts onder eenige cijfers brengen, wat iedereen weet, nl. dat de promotie bij de Infanterie allertreurigst gaat, en wij willen verder naar een mid del zoeken, om daarin althans eenige verbetering te brengen. Het aantal jaren, in den 2en luitenantsrang doorgebracht, be droeg gemiddeld voor hen, die: in 1873 le luitenant werden: 5-|- a 3| 1874 idem4 1875 idem4| a 3| 1876 idem3^- a 2| 1877 idem3 a 2| 1878 idem3 1879 idem4 a 3|- s 1880 idem5 a 4| 1881idem5 a 4 1882 idema 4 1883 idem4|- a 4 1884 idem5 a 4|- 1885 idem5-^- a 5 1886 idem5|- a 5 1887 idem5|- a 5 1888 idem5j a 5 Gunstige jaren waren dus vooral 1876, 1877 en 1878. Bepaald ongunstig zijn echter de laatste jaren sedert 1885 geweest.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 443