35
Is deze meening echter wel geheel juist? I3 de gestelde eisch wel
altijd billijk?
Aangenomen dat de schutter bij elk schot dezelfde fout maakt,
b. v. steeds zijn geweer rechts laat overhellen, dan zal, indien er geen
enkele andere oorzaak tot afwijkingen bijkomt, het verschil tusschen
mik- en trefpunt, ook wel ongeveer hetzelfde zijnde treffers kunnen
ook dan voldoende dicht bij elkander zitten, en een premie zou zijn
deel kunnen worden.
Stel U verder eens voor, dat hij reeds eenige schoten gedaan heeft,
en dat hij ziet, dat hij eenige treffers heeft gekregen, die sterk laag
rechts afwijken tengevolge van een fout, waarvan hij zich zelf volkomen
bewust is, maar die hij nog niet weet te voorkomen (b v. rukken),
dan zal hij mogelijk opzettelijk zijn mikpunt in die richting verplaatsen,
en nu ditmaal terwille van de premie trachten zoomin mogelijk te
rukkendan wel zich nog eens, doch nu met voorbedachten rade, aan
dezelfde fout schuldig maken en hij zal wellicht in aanmerking moeten
worden gebracht voor eene belooniDg voor zijne gemaakte vorderingen.
Men zal ons hier wel is waar te gemoet kunnen voeren, dat de
onderwijzer dan maar de begane fouten moet opmerken en doen ver
beteren, maar ten eerste is dit dikwijls ondoenlijk, vooral wanneer
de fout bestaat in het niet juist afkomen op het voorgeschreven punt,
en ten tweede moet de eisch zoodanig gesteld zijn, dat geen premie
kan worden uitgereikt als de schutter die niet verdiend heeft.
Wanneer men werkelijk uit de kamerachietcylinders in staat was,
zoo juist te schieten dat de treffers in het doel „kunnen" vallen,
waarom dan slechts verlangd dat eenigè bij elkander zitten? (Wij
spreken hier van de oefening met neergeslagen klep).
De loop van den kamerschietcylinder is dan ook zeer klein, te klein
zelfs. Bovendien schijnen de cylinders nog al spoedig aan afslijting
onderhevig te zijn, zoo van binnen, als aan den buitenkant. Er zal
dus speelruimte ontstaan tusschen het kogeltje en den binnenrand.
Het projectiel huppelt dan min of meer door het loopje en het punt,
waar de laatste aanslag plaats heeft, bepaalt de richting der afwijking.
Men kan ook dikwijls opmerken, dat er speelruimte aanwezig is
tusschen zijn buitenomtrek en de kamer van het geweer. De assen
Van het wapen en van den cylinder zullen dan ook niet juist samen-