45S Het gehalte van onzen cavalerist. Om de cavalerie met recht verantwoordelijk te kunnen stellen voor die taak, is genoegzame sterkte niet de eenige afdoende factor. Im mers worden de vruchten van haren werkkring ten zeerste bepaald door het gehalte van het individu den cavalerist zoodat ik de vraag stel: Hoe is het gehalte van den tegenwoordigen cavalerist? Dat van den Eur: cavalerist uitstekenddat van den Inlandschen cavalerist allertreurigst. De redenen, waarom de Inlander als cavalerist totaal onbruikbaar is, zijn reeds zoo menigmaal aangetoond, dat ik hierover niet verder in beschouwingen wil treden en er alleen even aan herinner, dat de Eur. cavalerist zich vrijwilligmet liefde, bedient van een door hem gewaardeerd edel dierdat de Inlandsche cavalerist toevallig door eenen werver voor het wapen der cavalerie wordt opgepikt, toevallig zonder het minste besef te hebben van hetgeen hij doet te Salatiga wordt aangebracht en van af dat oogenblik gedwongen is om zijne diensten te verrichten op een door hem, van af den eersten dag, gevreesd monster. Van verschil in wapens heeft hij nooit gehoord, hij gaat slechts bij „de kompanie. Wil men op den cavalerist kunnen rekenen, onder welke omstandig heden ook, dan moet hij het paard ten volle weten te beheerschen. En hoe is het in dit opzicht met het Inlandsche element gesteld? Juist het omgekeerde, want ik antwoord ten allen tijde, onverschillig onder welke omstandigheden, beheerscht het paard ten volle den Inlandschen cavalerist. Met uitsluiting van alle verdere beschouwingen, den Inlandschen cavalerist betreffende, is dit antwoord meer dan voldoende, om met een gerust geweten te verkondigen: dat slechts de helft onzer veld- escadrons bruikbaar is, en nog alleen dein, als men uit de vier escadrons de Europeanen tot twee escadrons vereenigt. Volgens de tegenwoordige formatie zullen de andere wapens dus slechts op de medewerking van twee escadrons mogen rekenen. Nogmaals, schaf het Inlandsche element bij onze ruiterij af; het is slechts te vergelijken bij een kanarievogel, die niet zingt, maar wel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 469