469
Om den cavalerie-officier volkomen voor zijnen werkkring geschikt
te maken, moet hij „van jongs af'' eene zuivere cavalerie-opleiding
genieten.
Zijne betrekking stelt zooveel eigenaardige eisehen, dat iedereen
daartoe niet geschikt is.
Het officierskorps vormt de ziel der ruiterij, in alles moet het den
troep voorgaan en vertrouwen inboezemen bestaat dit vertrouwen in
tijd van vrede, dan zal de ruiterofficier „te velde" op zijne ruiters
kunnen rekenen en in staat zijn om met een handvol schitterende
resultaten te kunnen verkrijgen.
De cavalerie-officier moet hiertoe vóór alles den waren cavaleriegeest
en de ware cavaleristische eigenschappen bezitten.
En op welke wijze heeft men in den laatsten tijd ons officierskorps
aangevuld?
Door aan wachtmeesters, van zeer goed gedrag, den graad van
adjudant-ouderofficier dd. officier te geven en hen alzoo dezelfde dien
sten te doen verrichten, welke van den officier gevorderd worden.
Afgescheiden van de vraag, of zij werkelijk aan de vele eigenaar
digheden, die de cavalerie-officier moet bezitten, voldoen, zoo keur ik
toch deze wijze van voorziening in het vereischte aantal officieren ten
zeerste af, omdat de man in den waarnemenden luitenant niet den
officier ziet en den pseudo-luitenant meer als zijn gelijke beschouwt,
vooral wat betreft: levenswijze, stand en geestesontwikkeling. Zij
weten en zien zeer goed, dat hij in den onderofficiersstand blijft thuis
behooren, door den kameraadschappeiijken omgang met „den wacht
meester", een omgang, des te verderfelijker, omdat deze zich ook „in
den dienst" doet gevoelen en hoogst nadeelig voor de discipline en
voor den goeden gang van zaken is.
En het hooge denkbeeld, dat de man heeft van hetgeen van den
officier vereischt wordt, gaat er voorzeker niet op vooruit, als hij in
zietmen ga toch van zijn standpunt uit dat de dienst evengoed
marcheert als vóór de pelotons dienstdoende, in stede van werkelijke
officieren gezeten zijn.
Niettegenstaande het regiment op eene sterkte van 10 tweede lui
tenants, waarvan er echter maar 3 aanwezig waren, reeds vier dienst
doende officieren telde, ging het Departement van Oorlog nogmaals