470 den regimentscommandant polsen om de verdere onbezette officiers- plaatsen aan te vullen door opnieuw tot eene bevordering van onder officieren tot den graad van adjudant-onderofficier dd. officier over te gaan. Erg opwekkend en erg ambitieus is dit voorstel voor ons, cava- lerie-officieren, voorzeker niet geweest. Gelukkig was de regimentscommandant van oordeel dat wij geen stof voor deze betrekking hadden, waardoor hij voor verdere aan vulling van het officierskorps uit den eigenlijken onderofficiersstand gesp..ard hoopte te blijven. Begreep de regimentscommandant niet terecht, dat voor de n- standhouding van zijn regiment, het een eerste eisch is, dat het offi cierskorps bij den troep in hoog aanzien moet staan en dat alles aan gewend moet worden om dit aanzien bij zijne onderhebbende ruiters zoo hoog mogelijk op te voeren Doch ook nu helderden de zwarte stippen aan den donkeren ho rizon niet op, daar van hoogerhand het denkbeeld geopperd werd om, nu het regiment cavalerie zelf geen stof had, aan sergeanten dei- artillerie gelegenheid te geven, om als dienstdoend cavalerie-officier bij het wapen der cavalerie over te gaan. En het denkbeeld veranderde in een voorstel, dat aan de verschil lende artillerie-commandanten verzonden werd. Ik kon en wilde het niet gelooven, en is dit niet verklaarbaar? "Waarvoor zag men ons officierskorps aan maar hierover niet uit geweid, vreezende „te scherp" te zullen worden. Alleen slechts medegedeeld, dat het voorstel mij ten zeerste ge griefd heeft en mij de vraag deed stellen Zijn de eischen voor mijne tegenwoordige betrekking als cavalerie- officier dan zóó gering, is daartoe geene speciale opleiding meer noodig, kan zij zelfs door een sergeant der artillerie vervuld worden? Nog eens: dagenlang was dit voorstel niet uit mijne gedachte, ik wa3 er van vervuld, daar ik op mijn wapen trotsch ben, een wapen, waarbij ik reeds op 15-jarigen leeftijd als huzaar in dienst trad en dat ik dus lief heb. Nu zou men al spoedig geneigd zijn te denken, dat van die gun stige bepaling door den sergeant der artillerie gretig gebruik ge maakt werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 481