- 472 „wie die eigenthümliche Rolle, svelche den Reiterführern dadurch „zufallt, dasz sie bis in die höchste Instanz herauf die „Truppe nicht blosz zu verwenden (leiten), sondern auch unmit- „telbar zu fiihren haben, weist auf die hohe Bedeutung und den „eminenlen Werth der persönlichen physischen und psychischen „Eigenschaften der Kavallerieführer hin. Daher ist es auch, wie die „Geschichte der Reiterei zeigt, stets die Person der Reiterführer, in „deren Erscheinung, Thatiglceit und Tüchtigkeit sich die Wirksamkeit „der ganzen Wafife abspiegelt." En al zuchtend denk ik hierbij nog even aan den sergeant der artillerie, die „te velde" ook zijne ruiters in alles moet voorgaan, en aan den wachtmeester der cavalerie, bevorderd tot dienstdoend officier, die dit nog voor heeft, dat hij geen rijden meer behoeft te leeren. Meer dan dankbaar mogen wij zijn, als onze wachtmeesters hunnen eigenen werkkring kunnen vervullen. Ik vraag dus: „zal de militaire academie in den vervolge stof genoeg leveren om ons officierskorps jaarlijks behoorlijk aan te vullen Er is weinig van te zeggen, maar de ondervinding leert van „neen." Waarom zich dan de gelegenheid ontnomen om van de Militaire School te Meester Cornelis cavalerie-officieren te verkrijgen Vroeger kon zulks wel en thans geloof' ik dat de omstandigheden eischen, dat men er opnieuw toe overgaan moet. Na afgelegd examen treden de jongelui, die niet ouder dan 17 jaar mogen zijn, als aspirant- cavalerie-officier te Salatiga in dienst, worden hier afgericht en wonen een voorbereidenden cursus bij. Na een jaar als wachtmeester bij het escadron gediend te hebben en na afgelegd examen, gaat de aspirant officier naar de Militaire School te Meester Cornelis over, waar hij volkomen hetzelfde onderwijs geniet als zijn collega van de Infanterie. Het rijkunstig onderricht wordt te Batavia voortgezet, en daar moeten zij ook aan enkele escadronsoefeningen deelnemen. En hiermede eindig ik mijne beschouwingen met het voornemen om spoedig weder op de handelingen van ons wapen terug te komen, waarbij ik ook nog wel eens „van den hak op den tak" zal springeD. Atjeh, Augustus 1888. Jhr. L. D. C. de Lannoij. le Luitenant der Cavalerie.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 483