478 Kunnen wij ons in dit opzicht volkomen met het gevoelen van den schrijver vereenigen, niet minder juist achten wij het besluit, waartoe hij, na uitvoerige beschouwingen, in 't slot van het 2e hoofdstuk komt, d. i. dat de vier kustplaatsen van Java Batavia, Samarang, Soerabaija en Tjilatjap niet versterkt moeten worden, den vijand het landen niet moet worden belet, doch dat hem dit alleen mag worden bemoeielijkt. Zoolang toch eenig plan van verdediging zal bezwaard blijven met voorstellen tot versterking van de kustplaatsen, zoolang zullen de moeielijkheden, aan het verwezenlijken van dat plan verbonden, zoo groot zijn, dat men in de eerste tijden op geen beslissing zal mogen rekenen. In het 3e hoofdstuk bespreekt de schrijver de strijdkrachten en de strijdmiddelen, die ten behoeve van zijn plan tot verdediging zullen noodig zijn en betreedt hij daarmede een gebied, waarop hij veel bijval, doch, vreezen wij, niet minder tegenstand zal vinden. Ondertusschen verdient ook dit gedeelte van zijn werk met aandacht te worden gelezenkan men zich ook niet met alle, daarin vervatte denk beelden vereenigen, zeker is het, dat kolonel Coblijn op verschillende punten den spijker volkomen op den kop slaat en verbeteringen in de organisatie van ons leger aangeeft, wier urgentie door velen reeds ge durende langen tijd erkend wordt, In het laatste hoofdstuk zet de schrijver uiteen, hoe, in zijn stelsel, de verdediging van Java behoort gevoerd te worden. Na op den voorgrond geplaatst te hebben, dat de vijand niet anders dan te Batavia, te Samarang of te Soerabaija zal kunnen landen, wenscht kolonel Coblijn ten Z. van die plaatsen hoofdstellingen gemaakt te zien en de voor de verdediging van Java bestemde krijgsmacht in drie leger groepen te verdeelen, die in dezelfde residentiën, als waarin de te maken hoofdstellingen zijn gelegen, zullen opmarcheeren en nabij de spoorbaan een onderkomen zullen zoeken. Is eenmaal de zekerheid verkregen, dat de tegenstander zijn troepen op een der drie hoofdplaatsen aan den wal zet, dan zullen, terwijl de in de nabijheid van het landingspunt opgestelde lichte infanterie en cavalerie den partijgangersoorlog voeren en den debarkeerenden of reeds gelanden vijand op alle manieren hinderlijk trachten te zijn, de achter de andere hoofdplaatsen verwijlende legergroepen zich met den spoortrein zoo spoe dig mogelijk verplaatsen naar de in de bedreigde afdeeling gereedgemaakte hoofdstelling. Komt de vijand daarvoor, na op zijn marsch onophoudelijk bemoeielijkt te zijn, eindelijk aan, dan verwacht de schrijver, dat hij met vereende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 489