499
het tweede ei begint pas het broeden, hetgeen na 17i dag is afgeloopen.
Zoodra de eieren gelegd zijn, moet men dit opteekenen en de duif
verder rustig laten broeden en zoo min mogelijk storen, door b. v.
het nesthok schoon te maken. Als de tijd voorbij is, dat de eieren
uitgebroed moesten zijn, doch deze niet zijn uitgekomen, neme
men de eieren voorzichtig op, om na te zien of er soms een barst in
de schil is; is dit het géval, dan is het een teelten dat het jong wel
leeft, maar niet genoeg kracht heeft om de schil verder door te breken
men moet dan met een fijn, maar niet al te scherp voorwerp (b. v.
een tapisserienaald) het jong in die bewerking helpen, door een klein
deel van de schil af te nemen; men ga hier echter zeer voorzichtig
bij te werk om het jong niet te kwetsen.
Bij groote hitte komt het bovenvermelde dikwijls voor; het is mij
bij de postduiven van het korps Genietroepen dan ook enkele malen
gelukt, op die wijze de jongen te helpen.
Wanneer na 18 of 19 dagen de eieren nog niet zijn uitgebroed,
zijn ze zeker mislukt; men kan het meestal daaraan zien, dat de schil
nog helder wit en de eieren, indien men ze tegen het licht houdt,
doorschijnend zijn.
Nadat de jongen zijn uitgekomen, moet men ze zoo min mogelijk
in de handen nemen; zijn ze een week oud, dan kan men ze even uit
het nest nemen, om dit te vernieuwen, en die plaats van het hok,
waar zich dan zeker ongedierte heeft genesteld, goed schoon te maken.
Men gebruike voor het schoonmaken geen water (dus geen rigoureuze
desinfectie), daar vocht voor de dieren zeer schadelijk is.
Als de jonge duif eene maand oud is, begint ze haar hok reeds
te verlaten en gaat reeds zelf met de ouden haar voedsel pikken. Na
twee a drie maanden kan men reeds zeggen, dat de duiven volwas
sen zijn.
Het ruien, alhoewel een elk jaar terugkeerend verschijnsel, vormt
voor die dieren eene periode, waarin ze eenige meerdere zorg verei-
schen. Het is natuurlijk, dat men ze in dien tijd niet moet uitzen
den, om over verre afstanden te vliegenze zijn dan minder goed
daartoe geschikt.
Merkt men op, dat de een of andere duif minder makkelijk ruit,