501 le vlucht op 15 KM. 2e 35 3e 50 5® 125 6® enz. enz. opklimmende telkens met 50 KM. tot 275 KM. Zoo ver zoude men dan moeten gaan gedurende het eerste africhtingsjaar. Het tweede jaar zou men moeten beginnen met 20 KM. en in 9 vluchten kunnen gaan tot 350 KM. Het derde jaar tot 600 KM. Eene andere methode, welke gevolgd is bij de postduiven van het korps Genietroepen, geeft aan, dat men, na de duif enkele malen in den omtrek van het hok te hebben opgelaten, de afstanden telkens kan verdubbelen en dan gedurende het eerste jaar tot ongeveer 300 KM. kan gaan. Zoo zijn o. a. de duiven bovenbedoeld achtereenvolgens opgelaten te Salatiga, afstand tot Willem I 11 KM. Kedong Djati, 26 Goendih, 56 Madioen, 126 Soerabaia, 258 (1). De eerste vlucht van Salatiga had plaats 2 November 1887, die van Soerabaia 6 December van dat jaar. Over de snelheid zal later gesproken worden. Bij het africhten heeft men geen bijzondere maatregelen in acht te nemen. De duiven moeten liefst den avond vóór de verzending gevangen worden, daar men ze, als het donker is, zeer gemakkelijk kan vatten; doet men het bij daglicht, dan kost het meer moeite. Het vervoer der duiven naar de plaats van oplating geschiedt in platte korven (fig. 3) van rottan gevlochten; deze zijn aan eene zijde tot op 5 cM. van den bodem van tralies voorziende andere 5 cM. zijn vol gevlochten. Het deksel opent zich over de lange zijde en is voorzien van eene kleiue, eveneens afsluitbare opening, welke laatste dient om de duiven in de mand te brengen. Bij elke mand behoort 40 75 (1) Deze afstanden en de andere, waarvan sprake is, zijn alle gemeten in rechte ljjn op de kaart.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 512