502
één voeder- en één drinkbak, welke met haken in den voorwand
worden gehangen, en wel aan den buitenkantom dat ophangen mo
gelijk te maken, loopen de tralies, zooals boven is gezegd, niet tot
onder door. In een korf van 0,70 M. leQgte, 0,50 M. breedte en
0,30 M. hoogte kan men met gemak, indien het traject niet te lang
duurt, een 20tal duiven bergen. In Europa gebruikt men grootere,
van teenen gevlochten manden, welke voor meer duiven dienen, doch
ook veel zwaarder zijn. De korven van rottan zijn handiger in het
gebruik en eigenen zich beter voor de Inlandsche wijze van dragen.
Bij het oplaten trekt men aan een touw het deksel open, terwijl
men op eenigen afstand staat, waarna gewoonlijk alle duiven onmid
dellijk de korven verlaten.
Het is geheel onnoodig, dat de duiven de streek gezien hebben,
waarover zij zijn getransporteerd; ze kunnen vervoerd worden in
geheel gesloten wagens.
Yoor de plaats van oplating kieze men een eenigszins opene vlakte,
zoodat de duiven zonder veel moeite uit de korven omhoog kunnen
vliegen.
Aangezien het wenschelijk is de duiven slechts voor ééne richting
te gebruiken, moet men de duif, welke men noodig heeft, dus kun
nen herkennen. Hiertoe worden de duiven genummerd en registers
aangelegd, welke ook voor het verdere toezicht veel gemak geven.
Gewoonlijk geeft men aan de doffers de onevene en aan de duiven
de evene nummers.
De eerste staat bevat alleen de nummers met de omschrijving dei-
duiven en hare afkomst, b. v. No. 31 blauw geschulpt, jong van
No.'s 11 en 18.
De tweede staat is de paarstaat. Hier worden zoo nauwkeurig
mogelijk de nummers der duiven, welke een paar vormen, aangetee-
kend, verder de datums waarop eieren zijn gelegdevenzoo de datums
van uitbroeden.
Een derde staat geeft aan, wat men van elke duif kan verwach
ten, voor welke richting ze gebruikt wordt, welke afstanden ze reeds
heeft afgelegd, enz.
In den laatsten staat wordt alles aangeteekend, wat betreft de af
richting.