503 Yeel schrijfwerk geeft het dus gelukkig niet; maar men houde die staten dan ook zoo nauwkeurig mogelijk bij, daar anders allicht verwarriog kan ontstaan, vooral indien men in één hok duiven heeft opgesloten, voor verschillende richtingen bestemd. In dit laatste geval zal men goed doen met de duiven, behalve met haar nummer, voor elke richting met een bepaalde letter te stempelen. Het is geen bepaald vereischte de duiven slechts in ééne richting te gebruikenhet geeft alleen meerdere zekerheid en vooral een snellere vlucht. Het onderkennen van het geslacht is bij de duiven lastig; het voornaamste kenteeken is bij de duif een eenigszins platte kop, terwijl de doffer dien juist meer gewelfd heeft. Gedurende den paar tijd is het geslacht zeer gemakkelijk te onderkennen, maar het is soms gewenscht het vroeger te weten te komen. In den loop van een jaar zal men zien dat men zich dikwijls vergist heeft en aan een doffer een even en eene duif een oneven nummer gegeven heeft men herstelle deze fout dan onmiddellijk. Indien men die staten goed bijhoudt, geeft dat veel gemak en als men een station opricht, is 't bepaald noodig de middelen ouder de hand te hebben, om de dieren te herkennen. Heeft men slechts een klein getal duiven, b. v. een 10- of 15-tal, dan is het natuurlijk minder noodzakelijk, daar men ze dan spoedig op het oog kan her kennen, indien men ze goed nagaat en zelf verzorgt. De africhting der duiven, welke over zee zullen moeten vliegen, blijft geheel hetzelfde, doch zal natuurlijk wat langer duren, daar men niet altijd eene scheepsgelegenheid onder de hand heeft. De gevaren, waaraan de duiven tijdens hare vlucht blootstaan, zijn voornamelijk roofvogels en jagers. Tegen de eersten gebruikt men soms fluitjes, van bamboe vervaardigd, welke boven aan het wortel einde van den staart worden bevestigd, en die door de luchtstrooming, ontstaan bij de snelle vlucht, een scherp geluid geven, dat de roof vogels afschrikt. In Midden- Java worden deze fluitjes veel gebruikt, vooral door de Chineezen, die ze uit hun land hebben ingevoerd. De fluitjes, welke betrekkelijk nog al groot zijn, wegen bijna niets. Het is echter moeielijk zo zoo te bevestigen, dat de duiven er niet Dl. II, 1888. 32

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 514