44 stelsel, ook van de Romeinen kunnen wij iets leeren. Deze erkenden spoedig, in hunne veelvuldige oorlogen met de onbeschaafde stammen die hen omringden, dat het zeer nood zakelijk was zich te beveiligen tegen de overvallingen dier woeste horden. Overdag en in de gevallen, waarin de omstandigheden eene overrompeling niet begunstigden, konden zij op hunne wapenen en krijgstucht genoegzaam vertrouwen, doch des nachts en in gevallen, waarin eene tijdige waarschuwing dubbel noodig was, waren de gevolgen eener paniek zeer te duchten. Om zich hiertegen te vrijwaren, omring den zij hunne kampen met een wal, bekroond door eene palissadeering. Het moge tegenwoordig al ondoenlijk zijn de zware palissaden mede te voereD, het is evenwel mogelijk deze te vervangen, b. v. door ijzerdraad, dat des nachts bij wijze van draadversperring wordt uitgespannen en des morgens weder opgenomen. Een oogenblik is er in den Zoeloe-oorlog sprake geweest dit middel toe te passen, doch het kwam nimmer tot uitvoering. Het werd niet noodig geacht; doch met een tegenstander, die den moed der Zoeloe's paart aan de sluwheid van den Rooden Indiaan, stel dat zulk een vijand bestaat, kunnen dergelijke hulpmiddelen wel eenige waarde hebben. Bentings. Naarmate onze troepen verder het vijandelijk land inrukken, wordt het meer en meer noodzakelijk van afstand tot afstand versterkte posten op te richten. De invloed dezer posten is dikwerf veel grooter dan men bij eene op pervlakkige beschouwing meenen zoude. Een macht van 200 a 300 man, die ter nauweruood hare verschansing uit het oog durft verliezen, schijnt geen krachtdadig middel om eene vijandelijke landstreek in bedwang te houden. Het is echter een feit dat zulk eene macht werkelijk aan haar doel beantwoordt en dat, vooral als de troepen hunne overmacht in het open veld getoond hebben, het moreel effect dat deze werken teweegbrengen, hunne wezenlijke kracht verre overtreft. Het kan dikwerf aanbeveling verdienen deze bentings tevens als depot van levensmiddeleu en munitie te doen dienen, hoewel de vuurlijn die door het kleine garnizoen kan bezet worden, slechts zelden de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 53