magazijnen zal kunnen omvatten, zoodat deze laatsten daarbuiten aangebracht en ook verdedigd moeten kunnen worden. Gedurende den Zoeloe-oorlog werden een aantal proeven genomen om deze moeielijkheid te overwinnen. Fig. I. geeft den vorm aan, die het meest gebezigd werd. Het werk bestond uit twee kleine vier kante redoutes, geplaatst aan de uiteinden eener diagonaal van een vierkant, groot genoeg om er den op te leggen voorraad in te kunnen bergen die door flankvuur uit de schansen bestreken werd. De sterkte der bezetting is hier onafhankelijk van de hoeveelheid, doch de volgende nadeelen zijn aan dezen vorm verbonden: Pig. I. 1. De goederen liggen te veel opeen en het is niet mogelijk een groot aantal wagens te gelijk op te laden. 2. Het toch reeds zwakke garnizoen is nog gesplitst. 3. Bij eene betrekkelijk lange vuurlijn is de beschikbare binnen ruimte gering. Twee- tot driehonderd man zijn niet bij machte een voldoenden kring van posten en veldwachten uit te zetten, zoodat het gevaar voor een overval natuurlijk grooter wordt. Het is dus raadzaam om, als door de nabijheid des vijands een aanval niet onwaarschijnlijk is, het garnizoen des nachts binnen de schansen te brengen, waarop dus de inwendige ruimte dient berekend te zijn. Is het garnizoen 200 man sterk, zoo mogen de beide redoutes niet meer dan 200 yards vuurlijn hebben, dus iedere zijde 25 yards. Zulke werken echter zijn te klein om de tenten der manschappen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 54