"V A. 3R, X .A.. Eenige opmerkingen naar aanleiding der aanstaande invoering eener nieuwe uniform. Allen weten wij, hoezeer men zich in de laatste jaren moeite gegeven heeft, op het gebied der uniform tot verbetering te geraken; we brengen slechts in herinnering het afschaifen der tuniques (in de wandeling wel eens apenrokjes genoemd) en het verdwijnen der souspieds. Maar, nog veel, zeer veel zelfs valt er te doen. Die punten te releveeren, welke naar mijn bescheiden meening ver andering d. w. z. verbetering behoeven, zal thans mijn doel zijn. Gaat, waarde lezers, eens met uwe gedachten terug tot op het tijdstip, dat gij voor het eerst Insulinde's grond betradt en bedenkt eens welk een indruk de eerste Inlandsche soldaat, dien ge tegenkwaamt, wel op u maakte. Ik geloof niet zeer ver van de waarheid te zijn, zoo ik zeg, dat 't, zoo niet allen dan toch velen uwer, als mij zal gegaan zijn en behalve het verplicht saluut, een medelijdend, eenigszins spottend glimlachje dien bruinen wapenbroeder op bloote voeten beloonde voor den eersten mili tairen groet, u in Indië door zijnen landaard gebracht. Natuurlijk, die glimlach verdween; ge moest als leider, als opvoeder optreden en ge deedt uw best daartoe zonder echter eenen goeden uitslag te kunnen verkrijgen. Heb ik gelijk of niet? 't Is alsof de Inlandsche soldaat zich tegenover den Staat in eene verhouding gevoelt, uitsluitend als die van den werkman tegenover den werkgever. Zulke ideeën onderdrukken elk enthousiasme en moeten dus worden tegengegaan. Op welke wijze? De uniform staat op 't punt gewijzigd te worden, de bespottelijke tunique is reeds verdwenen, de hatelijke souspieds hinderen den infanterie- luitenant niet meer bij het slootjes springen gedurende de velddienst oefeningen, maar de Inlandsche soldaat loopt nog steeds op bloote voeten rond. Ja, wellicht gedurende geruimen tijd nog zal hij verstoken blijven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 580