571
van den infanterist, dan verliest hij zeer veel van zijne waarde, ja kan
die waarde in sommige oogenblikken tot op nul gereduceerd worden.
Werd er ooit geld nuttig besteed ten bate van het leger, het zal in
de eerste plaats de geldsom wezen, waarmede de legerbegrooting wordt
verhoogd, ten einde den Inlandschen militair van schoenen te voorzien.
Gezwegen nog van de bovengenoemde voordeelen, aan die verhooging van
uitgaven verbonden, zij thans nogmaals gewezen op de opbeuring, door
den hierboven aanbevolen maatregel, van het moreel van den Inlander»
die waarlijk niet het kleinste contingent levert aan ons leger. Zal die
maatregel .eindelijk genomen zijn, dan, maar ook dan eerst, kan aan eene
degelijke opvoeding van den Inlandschen recruut gedacht worden. Dan
zij het voornamelijk ons doel het gevoel van eigenwaarde bij den Inland
schen militair, wien daarvan gewoonlijk en dikwijls terecht slechts zeer
weinig wordt toegeschrevente verhoogenhem te leeren gevoelen
hoezeer ook Kromo's diensten op prijs gesteld worden. Maar, dat dan
ook 't Gouvernement ons steune in onze taak, ons voorga en den armen
reeds te lang misdeelden Kromo eindelijk en ten leste in staat stelle,
als geschikt veldsoldaat te kunnen optreden;-dat hem dit thans onmo
gelijk is gemaakt, wie kan zulks ontkennen?
Yoorts wil ik er nog op wijzen welk een uitstekend middel het stram
exerceeren is tot bevordering van de krijgstucht.
Een zoodanig exerceeren is thans onmogelijk voor den Inlandschen
militair. Ons allen zal het nog wel uit eigen herinnering bekend
zijn welk een eigenaardig gevoel ons bezielde, wanneer, op de waar
schuwing van den instructeur: „laat hooren de voetjes," gevolgd door
een kernachtige uitdrukking, het doffe, regelmatige geluid der stampende
voeten ,pns marcheerenden uit den grond tegenklonk. Tal van kleinig
heden zouden nog door ons kunnen worden opgenoemd, maar die kleinig
heden vormen juist te zameu een groot geheel, dat bij den Europeeschen
militair den lust tot het goed en stram exerceeren opwekt en dat de
Inlander ten eenenmale mist.
Doch laat ons niet te lang blijven stilstaan bij dit eene punt. Eenmaal
toch zal, zoo hopen wij, de dringende noodzakelijkheid van den door ons
aanbevolen maatregel erkend worden, daar voor het met zulke goede
voornemens jegens ons Indisch leger bezielde Opperbestuur financieele
bezwaren niet veel zullen gelden, waar 't de doorvoering van zulk een
noodigen en nuttigen maatregel betreft.
Wellicht reeds in het volgend jaar zal, na kennisneming van de ad-