576 6 d°. vleesck en spek f 1: 16: 6 verseh vleesch 9: contant, de helfte voor het volk en de helfte voor den bakmeester2: 8 synde maandelyx swaar geldf 5: 17: 2 waarvan de subsidie afgaat1: 18: 4 en blyft dus overig3: 18:14 instede van 't presente genot tot2: 12: gevolgelyk meer als bevorens1: 6:14 synde een geringe beswaarnis voor de Compagnie in vergelyking van het groote onderscheyd, dat het selve sal geven voor het volk, de welke de bakmeester gehouden sal wesen voor het randsoen van rys en eadjang, item het zout en de 23 sts. contant, die hy voor ieder man maandelyx komt te ontfangen, alsoo de 24 sts. voor de schrijvers is> volgens oud gebruyk, te besorgen. 1° dat haar randsoen van sout vlees en spek behoorlyk geweekt, ge kookt en uytgedeelt worden, in dier voegen als aan boord geschied; 2° dat op de twee versche vleeschdagen sop werde gekookt met rys en pompoenen of andere groente, die redelyx prys te bekomen is, soo veel, dat tweemaal daar van eeten kunnen; 3° dat de overige vyff dagen twee maal daags wel gekookte eadjang hebben; 4° dat dagelyx soo veel rys gegeven en wel gekookt werde, als men, sonder te vermorsen, nevens de bovenstaande kost eeten kan, en dat het volk daarin niet bepaalt sy, de onder-officiers toesiende, dat niets werd weggesmeeten of uytgedragen 5° dat alle week eens, des nademiddags, ter eetenstyd, aan het volk wat vis werde gegeven 't zy drooge of versche, de laatste te prefereeron, wanneer te bekomen is; 6° voorts om den anderen dag een mntsje goede arak aan ieder man, om met 4 mutsjes water, daar by gedaan, van zyn tammerin en zuyker te kunnen maken pons, voor den dorst soo wel als voor de gesondheid en sullen de onder-officieren moeten agt geven, dat zulx ook in dier voegen werkstellig gemaakt en niemand gepermiteert werde de arak apart te ontfangen, maar by backen of geheele compagnien, tot voor- kominge van 't vermossen en verkoopen van 't randsoen, en dat ook de tammeryn en zuyker daar toe besteed werde; en, als het niet toe- reykende is voor het volk, sal de bakmeester nog een jg tammerinde tot supplement geven, ook des noods, zooveel zuyker.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 587