580
We lezen in het werk „de Verdediging van Java tegen een buiten-
landschen vijand" dat, naar het oordeel van den Schr, het aantal Euro
peanen in ons leger tot een minimum moet worden beperkt, alvorens aan eene
krachtige verdediging van bovengenoemd eiland kan worden gedacht.
Ten einde deze zijne stelling te verdedigen, gaat de Schr. er toe over, de
voor- en nadeelen der beide landaarden, Europeanen en Inlanders, aan te
geven, om daarna tot de slotsom te geraken, dat, zoo ooit onze geliefde Vorsten-
kleur eene veilige plaats zal vinden, deze te zoeken is in het vaandel,
dat zich boven de hoofden eener Inlandsche compagnie ontrolt.
Wij gelooven niet, dat deze meening door velen zal worden gedeeld.
Bij het opnoemen der voor- en nadeelen der beide bovengenoemde land
aarden zijn, naar onze bescheiden meening, de goede hoedanigheden van
den Inlandschen militair en de slechte eigenschappen van zijn Europeeschen
collega te breed uitgemeten.
De eerste heeft, zoo lezen wij in het daarop betrekking hebbend ge
deelte van meergemeld werk, wel is waar eenige minder goede hoedanig
heden, zooals weinig élan en zijne bevattelijkheid voor eene paniek, waarin
hij evenwel niet achterstaat bij de militairen der beste Europeesche legers.
Niettegenstaande deze minder prijzenswaardige eigenschappen is hij toch,
volgens den Schr., verreweg te verkiezen boven zijn Europeeschen collega,
die een duur en breekbaar oorlogswerktuig vormt en bovendien gerecru-
teerd wordt uit de slechtste elementen der Europeesche maatschappij, dit
voornamelijk wat de vreemdelingen in ons leger betreft.
Gaan we nu de gronden na, waarop de in de 4e alinea hierboven ge
noemde stelling van Schr. berust, dan bemerken we dat enkel en alleen,
wijl, in tijden van oorlog tegen een buitenlandschen vijand, de aanvulling
uit het moederland niet geregeld zal kunnen plaats hebben, het Europeesche
element tot een minimum moet worden beperkt.
De volgende vragen doen zich nu aan ons voor.
Verdient het aanbeveling om, in door ons overheerschte koloniën, het,
bewaren van ons gezag toe te vertrouwen aan een leger, nagenoeg ge
heel samengesteld uit inboorlingen, wijl, volgens 't beweren van den Schr.
een zoodanig samengesteld leger tegenover een buitenlandschen vijand
uitstekend zoude voldoen?
Maar, dat leger heeft niet slechts rekening te houden met buitenland-
sche vijanden, integendeel, het is bijna eiken dag geroepen om het Ne-
derlandsch gezag te handhaven op Neerlandsch grondgebied tegenover den
door ons overheerschten inboorling. Is het nu wel raadzaam om dezen
laatste nagenoeg uitsluitend de wapenen in handen te geven, zonder te-