582 in verschillende gedeelten van den Archipel gevoerde oorlogen heeft de Inlandsche vijand tegenover onze beter gewapende Europeesche soldaten wel is waar dikwerf eene aan 't ongelooflijke grenzende onverschrokken heid betoond, maar daar verloste hem 't fanatisme van zijn aanvanke- lijken schroom. Dat fanatisme, waarmede wij steeds in den Archipel rekening zullen moeten houden, mist de Inlander, die in onze gelederen kampt, ten eenenmale. De aanwezigheid van den Europeaan in ons leger zal dan ook, voor namelijk in het eerste gedeelte van den strijd, hoogstnoodzakelijk blijken te zijn, wanneer onze krijgsmacht eens, onverhoopt, zich tegenover het repeteergeweer, revolverkanon en wat dies meer zij van een naar de eischen des tijds gewapenden aanvaller zal bevinden. Ja, in die eerste oogen- blikken zal nagenoeg uitsluitend op het Europeesche element behooren te worden gerekend. Eerst dan, wanneer onze wapenen te eeniger tijd succes zullen hebben behaald, waarbij de Inlandsche militair, met onze Europeanen vereenigd, de zege heeft bevochten, zal eerstgenoemde laïidaard in de plaats van het geslonken Europeesche element kunnen treden. Om dien leercursus van ervaring voor den Inlander zoolang mogelijk te doen duren, zal het noodzakelijk zijn, niet om het Europeesche element tot op een minimum te reduceeren, maar het juist zoo krachtig mogelijk te maken, opdat het gedurende geruimen tijd op eigen krachten bouwen kan. Doch, gesteld dat de bewering gegrond ware, gesteld, dat met eene minimum sterkte aan Europeanen ons leger eene grootere kracht erlangen zou, welke zoude dan, naar de inzichten van den schrijver, de ideaal-samen- stelling van ons leger zijn? Eene Inlandsche compagnie, goed geënca dreerd met Europeanen, ziedaar, zoo we ons niet vergissen, de gewenschte tactische eenheid. Welke Europeanen zouden het voor die Inlandsche compagnieën be- noodigde kader leveren Zouden diezelfde Europeanen, die we thans hebben en die, gelijk ons verteld wordt, gerecruteerd worden uit de slechtste elementen der Europeesche maatschappij, de aangewezen personen zijn om den Inlander, die toch ook nog zijne gebreken heeft, op te leiden tot een degelijk militair? Of zoude eensklaps het gehalte dier Europeanen zoo ontzaglijk verbeteren, dat de uitstekendste instructeurs uit hunne rijen zullen geboren worden? Ziedaar eenige vragen omtrent welker beantwoording wij in het onze kere verkeeren. Wij onderschrapten hierboven eene uitspraak, voorkomende in „de Ver dediging van Java:', omtrent de bevattelijkheid van den Inlander voor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 593