vijanden, die op,onze waterhalers vuurden; verder moest de sterkte
van den vijand uitgevorscht en het terrein verkend worden waar de
beslissende slag zou geleverd worden.
Aanvankelijk bespeurde men slechts kleine vijandelijke troepen, die
terstond terugtrokken of zich verscholen. Na nog een drietal mijlen
te zijn voortgerukt, stond de kolonel Bulier plotseling tegenover eene
macht van 4 a 5000 Zoeloe's die zich in een „donga" of drogen
waterloop hadden verborgen en op slechts een paar honderd passen
van ons af een salvo losten.
Het is waar dat slechts weinig manschappen getroffen werden,
doch het voortzetten der verkenning was niet meer mogelijkdrie
man bleven in handen des vijands en twee anderen werden gered
door het moedig gedrag van Lord W. Beresford en Commandant
d' Arcy die bij deze gelegenheid het Victoria Kruis verwierven.
Toen de cavalerie terugkwam, waren de paarden uitgeput en het valt
te betwijfelen of die troep in staat zoude geweest zijn zich op grooten
afstand van het kamp te verwijderen om den vijand aan te tasten.
Wel hadden zij weinig verliezen geleden, doch met de zekerheid
dat bij ieder paard dat getroffen werd ook een man in handen des
vijands geraakte, is het twijfelachtig of met hen wel een als boven
beschreven „loopend gevecht" zoude zijn aan te vangen. Daarenboven
was de oorzaak dat zij slechts weinig verliezen leden daarin gelegen,
dat men terstond terugtrok en dus den vijand geen tijd liet. Het
gold slechts eene verkenning en die handeling was dus juist, maar
het is nog de vraag of niet hetzelfde zoude geschied zij n als het doel
een aanval geweest was.
Deelde ik hier mijne inzichten mede, billijkerwijs moet ook de
opinie van anderen worden aangehaald.
Het volgende werd uit het Kambula-kamp aan een der dagbladen
geschreven
„De langdurige ondervinding der Boers heeft doen zien dat in
„den strijd tegen Zoeloe's de Europeaan bereden moet zijn. De af
standen die deze athletische wilden in staat zijn af te leggen, zijn
„zoo buitengewoon dat het wellicht geen overdrijving heeten mag als
„men beweert dat zij, onbeladen en zonder kleederen, vijf mijlen