67
met zijne normale snelheid voort (t. w. 338 M.). Hetzelfde ver
schijnsel merkte men op bij het vuren met losse patronen. Het
scheen dus alsof het geluid van den knal zich, gedurende den tijd
dat de vaart des kogels van 600 tot 333 H. afnam, verplaatste met
eene evengroote en op dezelfde wijze verminderende snelheid. Stelde
de waarnemer zich binnen den grensafstand zijwaarts van de baan
op, dan scheen het hem toe, alsof de knal niet van het wapen kwam
maar van het punt der haandat het dichtst bij hem lag.
Het vorenstaande leidde den waarnemer tot de volgende conclusiën
1°. Een Lebel-kogel, die met meer dan 333 M. aanvangssnelheid
voortgeschoten wordt, voert den knal van het schot met zich mede
tot daar, waar zijne snelheid door den luchttegenstand tot op 333
M. is teruggebracht, waarna de knal zijnen weg vervolgt met de
normale, constante geluidssnelheid en de kogel dus meer en meer
achterblijft.
2°. Dat de soldaat, die zich binnen den bovenbedoelden grensaf
stand van den met Lebel-geweren gewapenden tegenstander bevindt,
niet meer het bekende „fluiten" der vijandelijke kogels, maar daaren
tegen de knallende geluiden vernemen zal, alsof de vijand a bout
portant op hem schoot.
3°. Dat de telemeter als middel om den afstand te schatten tot
vurende infanterie volkomen onbruikbaar is geworden.
Eene wetenschappeljjke verklaring van de wijze, waarop uit de
waargenomen verschijnselen de bovenstaande conclusiën worden afgeleid,
wordt niet gegeven en ik zal mij daar niet aan wagen. Zoude ik vooral
de conclusie sub 1 niet gaarne onderschrijven, toch zal men goed
doen, met de waargenomen feiten rekening te houden.
Zoo de omstandigheid, dat onze patroon eene andere buskruitsoort
heeft dan de Fransche die nagenoeg rookloos is in deze geen
invloed uitoefent, dan zou men ook bij ons geweer, alhoewel in mindere
mate, de vorengenoemde feiten moeten kunuen opmerkenonz,e kogel
toch verlaat met eene snelheid van 430 M. de monding, welke eerst
op den afstand van 190 M. tot 333 M. is gedaald.
W. J. C. Creutz Lechleitner.