69 duurt, doch legt daarna de wapens neder, tenzij hij die ten eigen bate voor particuliere ondernemingen wil blijven hanteeren. Iedereen heeft dus ook zijn eigen wapens, voorziet in eigen voeding en, voor zooveel hij kleeren draagt, in eigen kleeding. De vrouwen en knapen van de strijders vergezellen het leger. Alle Abessiniërs kunnen tegenwoordig geacht worden in het bezit te zijn van een geweer, al behooren die geweren dan ook tot de meest uiteenloopende stelsels. Tien jaar geleden, na den oorlog met Egypte, hadden zij zich van eenige duizendtallen geweren meester gemaakt en die vuurwapenen bevielen hun zoo goed, dat zij alles in 't werk stelden er meer in bezit te krijgen en daartoe geen offers ontzagen. Van alle kanten werden dan ook geweren in Abessiuië ingevoerd; Fransche, Engelsche, Italiaansche en Grieksche kooplieden brachten ze over Massowah, over Tadjoen of langs den handelsweg door Soedan in groote hoeveelheid aan, De bewapening met geweren is dan ook nu stellig zeer voldoende, al kan het aantal dat zij bezitten ook zelfs niet bij benadering worden opgegeven. De hoeveelheid munitie schijnt daarentegen betrekkelijk gering te zijn, hoewel de Abessiniërs alle mogelijke moeite doen die te ver meerderen, en op den beschikbaren voorraad met de uiterste zuinig heid passen. Dit is ook de reden waarom zij in het gevecht zoo spaarzaam zijn met geweervuur en alleen dan schieten wanneer zij zeker meenen te zijn ook te treffen. Behalve met het geweer is de Abessinische krijgsman gewapend met eene lans en met een zeer scherp geslepen zwaard, beuevens met een rond, met huiden overtrokken schild. Veldgeschut bezitten de Abessiniërs niet; zij zouden dat trouwens op de ongebaande paden, die zij volgen, niet kunnen medevoeren. Hun stelregel bij den aauval isnooit een gevecht aan te nemen tenzij zij eene verpletterende overmacht bezitten. Geduldig wachten zij totdat alle contingenten van strijders zich ver zameld hebben en dan eerst slaan zij hun slag. Zij hebben met dien regel steeds het grootste succes gehad en hebben hem daarom zeker ook in den jongsten oorlog volge houden, tot groot verdriet der Italianen, die stellig niets liever zouden hebben gezien dan dat de Abessiniërs zich tegen hunne

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 78