75
Als knaap sneed hij gras voor de muildieren van den koning, die toen
nog als Kassa stadhouder van Tigre was later onderscheidde hij zich in
de oorlogen, die koning Johannes tegen Bas Gobesieh, Kas Adal
en koning Menelik voerde, zoodat hij spoedig tot „Degiosmak" (on
geveer een rang als dien van kolonel) werd benoemd. In den veld
tocht tegen de Egyptenaren werd hij aangesteld tot Kas. Later streed
hij in vele gevechten tegen Ras Mikaël, die in 1876 de partij der
Egyptenaren had gekozen. Na de ten onderbrenging van Ras Mikaël,
versloeg hij in het gevecht bij Koefit de door Osman Digma persoon
lijk aangevoerde aanhangers van den Mahdi.
Zooals uit het voorgaande blijkt, is Ras Aloela dus een beproefd
soldaat; bovendien is hij zeer intelligent en sluw; lezen en schrijven
kan hij evenwel niet. Zijne schitterende militaire eigenschappen
worden eeuigszins in de schaduw gesteld door zijne groote opvliegend
heid en heftigheid, waardoor hij aanvoerders en soldaten meer en
meer van zich vervreemdt. Allen vreezeu hem maar beminnen hem
niet; zij zijn hem toegedaan, zoolang hij hen ter overwinning voert,
maar het is te vreezen dat zij hem na de eerste nederlaag zullen
verlaten. Hij beroemt zich zelf op den haat dien hij inboezemt;
op den bijnaam van „den geesel Gods" verhoovaardigt hij zich.
Ras Aloela is niet alleen de eerste generaal van zijn vorst, maar
ook stadhouder van Tigre en als zoodanig opperste rechter in die
provincie. Zijne vonnissen zijn steeds onpartijdig maar zeer streng,
dikwijls tot het gruwzame toemeestal worden zij in zijn tegen
woordigheid voltrokken.
Koning Menelik.
De vasal van koning Johannes, Menelik, beheert het rijk Schoa
in het binnenland van Abessiuië. Hij was vóór den tegenwoordigeu
oorlog steeds een vriend der Italianen en werd daarom altijd ge
wantrouwd door den Negus, iets waartoe trouwens ook wel aanleiding
bestaat. Het is toch bekend dat hij, de afstammeling van Salomo
en van de koningin van Scheba, steeds in 't geheim er naar streeft
om koning Johannes, dien hij als een overweldiger beschouwt, te
onttronen, ten einde zelf den zetel zijner voorvaderen te beklimmen.
Reeds tweemaal werd hij echter vroeger door Johannes overwonnen