R
90
Trigonometrie.
1. Met een boussole worden op oen standpunt A gemeten de azimuts
van de richtingen A B en A C respectievelijk 320° 45' en 260° 15', en
op het standpunt B het azimut van BC 179° 30.
Indien nu met den meetlcetting de afstand A B gevonden is 398.5
M. vraagt men de afstanden A C en B C te berekenen (20 minuten).
2. Ten einde de volstrekte hoogte van den top B van een heuvel te
berekenen, heeft men in twee verwijderde punten A en C, waarvan de
hoogten respectievelijk p en q bekend zijn, gemeten: L BAC A on
L BCA C en tevens de hoeken BAP en BC.Q door de richtin
gen BA en B 0 met de horizontaal gevormd.
De formules ter berekening van de gevraagde hoogte B R zooveel
mogelijk geschikt te maken voor het gebruik van logarithmen (30 minuten).
B
P
Q
3. Ten einde den afstand te vinden van twee plaatsen P en Q heeft
men gemeten eene basis AB 3125.7 M en de hoeken P AQ 52°
15'8", Q A B en P B A zzr 65° 12' 38" (1 uur).
4. Men heeft een basis l'Q z: 2879.3 M. gemeten; indien men nu
uit twee andere punten A en B weet de hoeken B AQ 40° 15' 23",
PAB 70° 8' 42", QBA 60° 51' 18" en PB A =30° 18'51"
vraagt men den afstand A B te berekenen (1 uur).
5. Om den top van een berg P in kaart te brengen, heeft men uit
de uiteinden A en B van een 3000 M lange basis A B, die onder een
helling A B A' 5° 4' 3" loopt, gemeten
L ABP 63° 12' 10", L BAI' 55° 17' 25", L P BP' 15°
20' 18".
N.B. Bepaal de ligging van den top op de kaart. A' en P' zijn de