DE COLONNE VAN DER MEER OP 31 DECEMBER 1874.
In het begin van November 1874 ontving ik mondeling order,
2 Europeesche er 2 Inlandsche compagnieën, ieder ter sterkte van 125
onderofficieren en minderen gereed te houden, om daarmede op een
later te bepalen tijdstip naar Atjeh te vertrekken.
Het 10e Bataljon Infanterie, in garnizoen te Weltevreden, bestond
toen uit 7 compagnieën, 3 Europeesche en 4 Inlandsche, waarvan
eene Europeesche gedetacheerd te Buitenzorg. Hoewel het 10° Batal
jon, gemiddeld 1100 man sterk, in den loop van het jaar honder
den zijner geoefende soldaten ter aanvulling van de gedunde gele
deren voor Atjeh moest afstaan, die dan weder werden vervangen
door suppletietroepen uit Nederland, herstelde geëvacueerden en
recruten, had ik toch kunnen zorgen 4 flinke compagnieën voor
iedere eventualiteit gereed te houden. Het eenige, wat aan een goed
verband van het geheel ontbrak, was, dat door de veelvuldige over
plaatsingen de officieren en ondergeschikten elkander betrekkelijk
vreemd waren
Eindelijk kwam de met ongeduld verlangde order, om den 2en Dec,
te embarkeeren, en werd het bekend, dat gelijktijdig van Semarang
zouden vertrekken het 5e Bat". Infi0, gecommandeerd door den
Majoor Romswi nek el en eene Bergbatterij onder den Kapitein Souman.
De overtocht per SS. Prins Alexander was voorspoedig: den 9en Dec.
lieten wij het anker op de reede van Olehleh vallen en nog denzelfden
dag debarkeerden wij. Het 5e Bataljon en de Batterij Artillerie
waren den vorigen dag gedebarkeerd.
Het scheen, dat de komst van de aanzienlijke versterking niet zoo
spoedig verwacht was, althans er was niet veel gedaan om de troepen
onder dak te brengen. Een paar tenten van zeildoek en eenige bamboezen
barakken, met vilt gedekt, die nog gedeeltelijk opgeslagen moesten