EENE OPMERKING OVER ONZE SCBERMOEFENINGEN.
Eenige weken geleden was de gepensionneerde Geueraal-Majoor
J. H. Romswinckel hiei' doortrekkend en deden de officieren, in gar
nizoen te Soerabaia, ZHEG. op verzoek van den Afdeelingscomman-
dant uitgeleide. Aan het station sprak de kolonel Ockerse in flinke,
hartelijke bewoordingen den Generaal toe, onder meer zeggende, dat
het Indische Leger en bovenal de Indische Infanterie 's Generaals
heengaan diep betreurde, omdat ons een der steunpilaren van het
wapen door dat heengaan werd ontnomen.
In het antwoord wees de Generaal er op, dat door den meestal
eigenaardigen toestand, waarin het Indische Leger in zijne gevechten
verkeert, onze macht slechts ligt in de kracht van 't individu afzon
derlijk; dat ook juist daarom bij het Indische Leger de infanterie
het hoofd wapen zal blijven en de man hoofdzakelijk behoort geoefend
te worden in het schieten en het schermen. ln het schermen boven
al, mijneheefen"zoo eindigde de Generaalwanneer onze soldaten
meester zijn van hun geweer als stootwapen dan zijn we sterk".
Naar aanleiding van dit gezegde, verzoek ik beleefd eenige ruimte
in het Ind. Mil. Tijdschrift. Een paar jaar geleden, even vóór 't in
werking treden van de thans vigeerende exercitiereglementen, werd
mij door mijn toenmaligen korpscommaudant, den Majoor F. Pompe
van Meerdervoort, opgedragen een concept-reglement voor het scher
men samen te stellen, en zulks naar aanleiding der fouten, die
volgens mijn beweren in het werkje van wijlen den Luitenant Cam-
pen voorkwamen. Eene schoone belooning voor mijn arbeid was de
tevredenheid, die ik daarvoor van den Majoor P. v. M. inoogstte.
Bijna tegelijkertijd, dat mijn concept-reglement werd doorgezonden,
verschenen de nieuwe exercitiereglementen, waarin voorkomen
hoogstens eenige wenken bij het schermonderricht. Hier
mede sukkelt de Infanterie nu reeds ruim anderhalf jaar voort.