EEN PRAATJE OVER DE MANOEUVRES. Men zou in Nederlandsch-Indië voor de eerste maal manoeuvres op eenigszins groote schaal houden! Ieder, die reeds bij ondervin ding of althans van hooren zeggen weet, hoe weinig het Indisch kli maat den groei van nieuwe denkbeelden bevordert en hoeveel van die teedere plantjes, ondanks of wellicht juist tengevolge van de meest zorgvuldige, veelzijdige en tijdroovende behandeling, sterven vóórdat zij in staat zijn, de eerste vruchten te dragen, zag zeker met eenige verbazing, hoe een boom zóó groot als de manoeuvres vrij snel tot vollen wasdom had kunnen geraken. Die boom was nog geplant door den Generaal Romswinckel. Han delend naar de schoone les, die La Fontaine ons in eene zijner la bels gaf: „Un octogénaire plantaif," ontzag de Generaal zich geene moeite, om, slechts korten tijd vóór hij het Indische leger wilde vaar wel zeggen, dat leger nog een blijvend aandenken van zijne werk zaamheid te schenken, ook al moest hij vreezen, dat hij zelf de ver wezenlijking zijner denkbeelden niet meer zoude bijwonen. Hoe gaarne zoude Generaal Romswinckel nog zelf deze eerste maal de manoeu vres geleid hebben! Maar hoewel hem dit niet was gegeven, kan hij met groote voldoening terugzien op het aandeel, dat hem ten volle toekomt door het ontwerpen en het voorbereiden dezer oefe ningen op groote schaal. Zijn voorstellen werden warm ondersteund door het Legerbestuur en reeds in het laatst van 1887 werd het Indische leger aangenaam verrast door de tijding, dat de Minister van Koloniën op de begroo ting voor 1888 eene som van 80.000 voor het houden van „ge combineerde manoeuvres en veldoefeningen" had uitgetrokken, welke post na weinig discussie door de Kamers werd goedgekeurd. Ook door het Indische leger zouden dus voortaan oefeningen wor den gehouden, zooals die op het voorbeeld van Duitschland reeds Dl. II, 1888. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 366