89
„Een punt staat echter vast, en daarin ben ik het met den geach-
ten afgevaardigde volkomen eens, dat namelijk het hoofdwapen ook
zijn eigen chef moet hebben. De geachte afgevaardigde deed te
recht uitkomen, dat in dit geval de legercommandant, al is hij zelf
niet uit het wapen der infanterie voortgekomen, een vertrouwden ad
viseur zal hebben.
„Dit is dan ook de bedoeling van het voorstel, in deze begrooting
opgenomen. Op dat punt bestaat er tusschen den geaehten afge
vaardigde en mij geen verschil van meening. Er moet aan het
departement van oorlog een chef der infanterie zijn, die in de aller
eerste plaats moet zorgen voor de belangen van dat wapen. Of hij
er nog iets bij kan waarnemen, is eene vraag van minder belang, die
bij eene nieuwe inrichting van het departement van oorlog ter sprake
komt; de hoofdzaak is zorg voor de infanterie, en daarvoor moet in
elk opzicht tijd en gelegenheid aan den chef gelaten worden. En
wanneer dit zoo geregeld is, dan zal ook de legerbevelhebber gelijkelijk
kunnen zorgen voor de belangen van alle wapens".
Het voorstel der Regeering werd daarop zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen. Noch de leden, wier meening in het Yoorloopig
Verslag was opgenomen, noch de heer Kielstra, noch de onderge-
teekende, zagen hunne wenschen vervuld, maar er was althans iets
verkregen, want het is op grond van het hiervoren aangehaalde niet
aan eenigen twijfel onderhevig, dat de aangevraagde verhooging door
de Kamer werd aangenomen in het vertrouwen, dat alsnu vast
stond
1. dat aan het hoofd van de Ilde afdeeling van het departement
van oorlog steeds zou staan een generaal van het wapen der infan
terie afkomstig; en
2. dat van de gelegenheid, die werd geopend om kolonels der
artillerie, der genie en van den generalen staf tot generaal-majoor
te bevorderen, alleen zou worden gebruik gemaakt, om te voorkomen
dat bij eene benoeming van den chef der Ilde afdeeling van het
departement van oorlog, een overigens in alle opzichten voor den
generaalsrang in aanmerking komend kolonel van de artillerie, do