93 gemaakt, hoedanig de Tide afdeeling van het departement van oorlog ware te reorganiseeren, om aan het wapen der infanterie, evenals aan de andere wapens en diensten, een op zich zelf staanden chef te geven, maar dat de aftredende legercommaudant toen aan zijn opvolger wenschte over te laten een bepaald voorstel te doen tot regeling dezer aangelegenheid. Nu die opvolger gedurende ongeveer 15 maan den a,an het hoofd staat van het Indische leger, waar de toestand in dat tijdsverloop in stede van verbeterd, belangrijk ongunstiger is ge worden, dringt de ondergeteekende er bij de Regeering met den meesten nadruk op aan, deze aangelegenheid niet langer slepende te houden, maar handelend op te treden, en een toestand in het leven te roepen, waarbij voldoende waarborgen worden verkregen voor eene behoorlijke behartiging van de belangen van het hoofdwapen van het Indische leger en waarbjj de rechtvaardigheid tegenover de officieren van dat wapen ten vo^e wordt betracht. 15 October 1888. W. Rooseboom. De krachtige wijze, waarop de heer Rooseboom in het laatste gedeelte van bovenstaande nota tegen het langer slepend hou den dezer zaak opkomt, heeft vermoedelijk een einde aan die vertraging gemaakt. Want niet a^een deelde de Minister van Ko loniën in zijn antwoord mede, dat hij het geheel eens was met de wenschelijkheid om aan het hoofd der infanterie een infanterie-officier te stellen (dat had de vorige Minister ook al eenige malen gezegd), maar hij deed nu dén beslissenden stap en bracht den Infanterie-chef en de daarvan onafscheidelijke splitsing der 11° Afdeeling van het Departement van Oorlog op de begrooting. Zijn antwoord luidt als volgt: „Ook de ondergeteekende deelt in de meening, dat het wensche- lijk is aan het hoofd der infanterie een opperofficier te stellen, die uit dat wapen voortgekomen en in het bijzonder belast is met de leiding van en het toezicht op de oefeningen van dit voorname on derdeel des legers en met de behandeling van alle aangelegenheden die dat wapen in het bijzonder betreffen. Zeker zou hij dan ook

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 104