98
hetwelk wij in de Padangscho Bovenlanden vonden. Elke marga
(district) maakte als 't ware eene afzonderlijke republiek uit,
Yolgens de aloude instellingen werden de dorpshoofden proaiins
door het volk bij meerderheid van stemmen gekozen, evenals de
districtshoofden pasirah'sHet spreekt van zelf, dat uit dergelijke
instelling geen krachtig gezag kon geboren wordende hoofden, niet
wanneer het noodig was door een hoogere autoriteit gesteund,
waren, als geheel van het volk afhankelijk, verplicht zijne luimen op
te volgen; indien zij aan onrechtmatige eischen durfden weerstand
bieden, werden zij maar al te dikwijls door het volk verstooten, vooral
toen er nog geen sultans waren.
Van dezen toestand maakten ondernemende mannen gebruik, om
met hunne benden op roof en moord uit te gaan en door hunne
stoutmoedigheid een grooten naam en een gevreesden invloed te
verwerven. Het gezag der wettige volkshoofden nam daardoor al
meer en meer in kracht af en ging in handen van dergelijke roo-
vers over; de volksinstellingen verloren haar oorspronkelijk doel
het gezag ontsproot zelden meer uit den vrijen wil des volks, maar
rustte op kracht en geweld.
Die stand van zaken was, omstreeks de helft dezer eeuw, nog in vol
le werking in alle grenslanden (Pasoemak, Kisam, Semindo,
Makakouw enz.), die slechts in naam onderworpen waren, vroeger aan
de Sultans, later aan het Xederlandsche gezag, en toen het krachtig
bestuur der Sultans over de verdere binnenlanden had opgehouden te
bestaan, begon zich dezelfde toestand van vroeger eeuwen ook daar in
meerdere of mindere mate weder te vertoonen. Ons gezag over de binnen
landen was, van 1823 tot 1850, in geenen deele een toonbeeld van
kracht, en tengevolge daarvan konden herhaaldelijk opstanden worden
verwekt, van zoo gevaarlijken aard dat ons staatkundig bestaan in
de Palembangsche landen op het spel stond.
Deze bewering eischt nadere verklaring en toelichting.
Uit de korte beschrijving, zooeven van de volksinstellingen ge
geven, volgt dat de bewoners des lands niet bij machte waren, zich
krachtig te verzetten tegen eenen vijandelijken aanvalzij misten alle
centrale leiding en hierdoor alle eenheid. Toen alzoo, omstreeks
het begin der XVe eeuw, eenige Javaanseke emigranten zich aan de