102
hadden bezeten, en de grensvolkeren, stoutmoedig geworden door
het verdwijnen van al die djènangs met hunne trawanten die te
vens als het ware eene kleine legermacht vormden herhaalden al
meer en meer hunne invallen in de dichter nabij Palembang
gelegen landen.
In de eerste jaren (na 1823) werd dit nog niet zoo sterk gevoeld,
maar toen eindelijk, door onberaden handelingen van het divisiehoofd
van Lematang, de wraakzucht der grensbewoners was opgewekt,
werd het land in 182S en 1829 door meer dan 3000 hunner over
stroomd, ruim 150 doesoens werden door hen geplunderd of verbrand,
honderde menschen werden door hen geroofd, tot dicht bij de hoofd
plaats drongen zij door.
Met behulp van een honderdtal soldaten en een groot aantal
Palembangers slaagden wij er evenwel weder in, de aanvallers terug
te drijven. Het gevolg van den inval was de vestiging in 1830
van onzen eersten militairen post in de binnenlanden, te Lahat,
waardoor men de grensbevolking voortaan beter in toom dacht te
houden.
Intusschen ging de emancipatie der binnenlanden langzamerhand
vooruit. De divisiehoofden bleken hetzelfde slag van menschen te
zijn als de vroegere djènangs, vooral toen men al spoedig er toe
overging, leden der vroegere sultansfamilie tot die betrekking te
roepen. Het knevelen en uitzuigen der bevolking was in algemeenen
zin voorzeker verminderd, daar het aantal divisiehoofden veel kleiner
was dan dat der djènangsmaar de divisiehoofden knevelden hunne
onderhoorigen niet minder dan de djènangs gedaan hadden. Naar
mate wij meer bekend werden met de binnenlanden, werd ook dat
knevelen meer bij ons bekend en het ontslag van menig divisiehoofd
was daarvan het gevolg. Maar aangezien de vervanger in den regel
niet beter was dan de voorganger, ondermijnden wij daardoor wel
het aanzien der divisiehoofden, maar werd het doel bescherming
der bevolking niet bereikt.
Een en ander ontging de bevolking niet; naarmate het aanzien en
het gezag onzer eigen Inlandsche ambtenaren verminderde, viel ons
langzamerhand de schepter uit de handen, en kwamen wij het stand
punt nabij, waarop ons gezag over de bevolking feitelijk ophield.