103
Iutusschen vestigde zich meer en meer ten koste van onze
supiematie de invloed op de bevolking van den pangeran Krama
Djaja, den in 1823 aangestelden rijksbestierder. Voor ons was dat
niet merkbaar, omdat wij met de biunenlandsche'bevolking niet in
aanraking kwamen. Onder den invloed, dien hij zich door zijnen
geschikten omgang met die bevolking wist te verschaffen, hield ons
gezag zich nominaal staande, doch tevens bracht hij den gevoeligsten
slag toe aan het overschot van den invloed der divisiehoofden en
volkshoofden; met snelle schreden naderde de huishoudelijke toestand
in de marga's dien van vroegere eeuwen vóór het sultansbestuur.
^ooi' was de bevolking^ van hare hoofden en de Palembaugsche
grooten, die zachtheid in den omgang gewoon geweest als de rijks
bestierder (Ferdana man tri) te betoonen wist. Spoedig was hij al
gemeen bemind, en alle middelen waren hem welkom, wanneer zij
dienen konden om zijne populariteit te versterken. Hij werd niet
alleen de eenige middelaar tusschen ons gezag en het volk, maar
geene goede maatregelen werden genomen of zij werden aan hem,
geene regeling werd gemaakt die de bevolking niet aanstond, of zij
werd aan de Nederlandsche bestuurders toegeschreven. De rijks
bestierder maande het volk dan tot geduld en onderwerping aan.
Hij was de goede mau; hij werd bijna de eenige beslisser van
alle onderlinge geschillen; hij onderzocht alle klachten, hij stelde
ieder tevreden.
De divisie- en volkshoofden werden ter zijde geschoven, alle gezag
over de binnenlanden werd meer en meer in den persoon des rijks
bestierders geconcentreerd.
En voornamelijk nam zijn invloed toe, toen achtervolgend vele
Palembangsche grooten stierven en de resident De Koek (1841
1848) zich van alle bemoeienis met de binnenlanden onthield.
Het bestuur over die binnenlanden berustte nu feitelijk bij den
rijksbestierder. Ware deze nu ten opzichte der bevolking een braaf
en eerlijk man gebleven, dan had men hem, hoe gevaarlijk zijn in
vloed ook ware, toch steeds behooren te handhaven, en zou zijn
dood waarschijnlijk ook het signaal van een algemeeuen opstand ge
worden zijn, te bedenkelijker naarmate alle gezag als het ware ont
bonden was.