104 Maar de rijksbestierder maakte, gelijk de meeste Inlandsche macht- hebbenden, in hooge mate misbruik van zijne positie; de bevolking rondom de hoofdplaats weid door hem en zijne verwanten op erger lijke wijze gekneveld, en zijn invloed was daardoor in de z. g. be- nedenlanden nimmer zoo groot als in de boven-divisiënzelfs daalde die invloed geleidelijk, toen hem verschillende eigendunkelijk geno ten voordeelen van de bevolking werden afgenomen. Het was inderdaad gelukkig, dat nog in tijden vau rust in een gedeelte der bovenlanden eene omkeering van zaken plaats greep, waardoor zonder twijfel juist dat gedeelte bewaard is gebleven van den bijna algemeenen opstand, welke de residentie in 1851 en 1852 op den rand des afgronds heeft gebracht. Toen de resident Steinmetz in 1848 het bestuur aanvaardde, ont ging hem de ongunstige staat van zaken geenszins. Hij gevoelde, dat die ongunstige toestand vooral moest gezocht worden in het ge mis aan een behoorlijk bestuur. De binnenlanden waren te veel aan zich zeiven overgelaten, en het geringe Inlandsche personeel, dat het bestuur in handen had, was reeds voor een groot deel de ach ting en het vertrouwen der bevolking kwijt. Hij deed daarom een stap, die in den beginne door de intrigues van den rijksbestierder een opstand gelukkig vau weinig aanbelang ten gevolge had, maar ook oorzaak is geweest dat de opstand van 1851 52 zich niet over de geheele bovenlanden heeft verspreid. Die stap was de invoering van het Europeesch gezag in twee boven-divisiën: de Ogan Oeloe en de Komering Oeioe, nader hand gedeeltelijk ook indeLematang Oeloe. Opmerkelijk genoeg is het voorzeker, dat de opstand als 't ware geen wortel heeft kunnen vatten waar het Europeesch gezag was ingevoerd, en dat zelfs daar, waar het nog maar onvolkomen bestond in deLeroatang Oeloe de opstand van oneindig minder beteekenis is geweest dan in die stre ken, waar het Inlandsch gezag nog onbeperkt meester was gebleven. Door de invoering van het Europeesch bestuur in genoemde divisiën werden twee voordeelen verkregenvooreerst, dat de kracht, welke het onder de leiding van twee hoogstverdienstelijke ambtenaren, de heeren J. R. F. S. van den Bossche en J. Wall and, ontwik"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 115