105 kelde, aan liet volksbestuur het verloren gezag hergaf; ten twe?de, dat de invloed van den rijksbestierder in O g an Oei oe en Kome- r i n g O e 1 o e nagenoeg te niet ging. Ware men toen op die wijze voortgegaan, wellicht had men dan geen opstand van beteekenis, althans zeker niet van zoo groote be- teekenis, te dempen gehad! Maar, gelijk wij beneden nader zullen zien, de Indische regeering aarzelde geruimen tijd, den weg te betreden, dien Steinmetz haar aanwees; zij nam Steinmetz van Pa- lembang weg, om den rijksbestierder te kunnen behouden. Men zag in dezen het middel, om van de Palembangsehe binnen landen den minsten, last te hebben. Zooals later duidelijk is gebleken, meermalen waren het de intrigues van den rijksbestierder, die opstand verwekten, maar dat wist de Regeering nietwat zij wel wist, was dat de bemiddeling, de tusschenkomst, de medewerking van den rijks bestierder de opstanden deed smoren natuurlijk, dat men zijn invloed waardeerde. Hij was dan ook, zooals nader zal worden vermeld, met gunsten van het Gouvernement overladen geworden. Op de hoofdplaats Palembang schreef men o. a. den inval van Dj am bi op het Palembangsehe grondgebied (1833) aan zijne in trigues toe; doch bij de verdrijving der Djambische benden bewees hij ons gewichtige diensten. De opstand van 1849 was, naar de stellige verklaring van De Brauw, alléén aan de kuiperijen des rijksbestierders te danken, ten einde het in Ogan Oeloe en Komering Oeloe ingevoerd Europeesch bestuur te belemmeren en als bij de bevolking gehaat te doen voorkomen. Personen, ais zijne zendelingen herkend, verhaalden de ongerijmdste zaken van de Nederlanderszjj maakten de bevolking zóó bevreesd voor ons gezag, dat deze in verzet kwam en naar de wapens greep. Die opstand werd gedempt, maar door de handhaving van den rijksbestierder bleef de toestand in hooge mate gespannen. Niet alleen Steinmetz, maar ook zijne opvolgers, MeisenDe Brauw, die alle redenen hadden om den rijksbestierder niet te vertrouwen, hadden eene bijna onmogelijke faak om het staatkundig evenwicht te handhaven. In den aanvang van 1851 was de toestand der residentie zoo gevaarlijk „dat iedereen gevoelde dat men over een afgrond zweefde";

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 116