106 terecht berichtte de resident toen aan de Regeering, dat die toestand „bij gemis aan beslissende maatregelen, tot eene rampzalige ontknoo ping leidde." Men kan, schreef De Brauw, den staat van zaken op dat tijdstip beschouwen als volgt: „Overal, waar geen wezenlijk Europeesch toe zicht bestond, weinig of geen plaatselijk gezag, ondermijning, ja eerst daags geheele ontbinding van alle banden van orde en gehoorzaamheid. In de beneden-divisiën in minderen maar in de bovendivisiën A m p a t La wang, Moe si Oeloe, Kikim, een gedeelte der Lam a tang Oeloe in hoogen graad. Zoowel de Palembangsche ambtenaren als de wettige volkshoofden hadden hunnen invloed grootendeels verloren, en de minste vonk moest daar overal de vlammen doen uitslaan. In de benedenlanden was die toestand zichtbaar door een grooten achter uitgang in de opbrengst der landrenten, ook veroorzaakt door de groote knevelarijen van den rijksbestierder en vooral van zijne zoons en bloedverwanten. Daarbij een heimelijke strijd tusschen de beide beginselen van bestuur, die niet samen konden gaan, maar waarvan de zegepraal van het eene, den ondergang van het andere zijn of worden moest." Het eerste gevolg van dien toestand was de opstand (begin 1851) van de marga Boelan tengah in de Moesi Oeloe. Die opstand, waarop wij beneden nader terugkomen, was spoedig gedempt, maar weldra brak er eene andere, meer geduchte uit in het district Am pat- la wang, die zich over een groot deel der residentie verspreidde. Ook die opstand komt beneden uitvoerig ter sprakehier slechts een overzicht van vroegere toestanden. Onder het Sultansbestuur was gehoorzaamheid, onderwerping aan het gezag het kenmerk der bevolking van A m p at.l aw an g. Maar wij hadden daar de djènangs weggenomen en als 't ware niets daar voor in de plaats gesteldontbinding van alle gezag was daarvan het gevolg geweest. In 1830 had men getracht, daar de heffing van landrente in te voeren; deze poging werd met eene poging tot opstand beantwoord. Die opstand bepaalde zich echter, zoodra de troepen oprukten, tot ééne marga, Loeboe poeding, en werd zonder veel bezwaar ge dempt. Maar de bevolking bereikte haar doelzij werd bij de assistent-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 119