116
zijde deed hellen, maakte de verplichting tot bezetting van versterkte
punten en ziekte der troepen weldra nog meer vei sterking noodig
welke, blijkens het besluit van 16 October 1848 N°. 3, ter sterkte
van eene Inlandsche compagnie, werd gezonden, doch aanleiding gat
om, bij besluit van 19 October 1849 H°. 18 aan den resident van
Pa'lembang te kennen te geven, dat de Regeering, voor het geval
dat de militaire operatiën, in de binnenlanden aangevangen, nog niet
mochten zijn afgeloopen, hem aanbeveelt verder tot herstel van orde
en rust zooveel mogelijk te bezigen de diensten en den invloed van
de hoofden van Inlandsch bestuur, en om te betrachten dat tuchtiging
door militaire macht in geen geval verder behoort te worden uit
gestrekt dan volstrekt vereischt wordt om te handhaven 's Gouver-
nements gezag in de eenmaal, vroeger of thans, aan zijn bestuur
behoorlijk onderworpen districten.
De krijgsverrichtingen in de Palembangsche binnenlanden duurden
echter voort, en de resident bleef volharden in de Stelling, dat de
plaatsing van Europeesche ambtenaren aldaar onvermijdelijk was, omdat
de divisiehoofden niet in de mogelijkheid zijn, aan de hun opgelegde
verplichtingen te voldoen; hetwelk de regeering verplichtte, bij besluit
van 29 December 1849 N°. 1 te verklaren dat in die residentie
geen permanent civiel gezag aan Europeesche ambtenaren zoude
worden opgedragen buiten de plaatsen waar militaire posten zijn
gevestigd; dat de Inlandsche bevolking zooveel mogelijk moest worden
gelaten onder de leiding van hare eigen hoofden, en dat de rijks
bestierder gehandhaafd behoorde te worden in zijn verhouding tot
die biunenlandsche hoofden, die zich aan hem ondergeschikt beschouwen.
Bij dat besluit werd den resident verder medegedeeld, dat ernstig
verlangd werd de krijgsverrichtingen in de binnenlanden zoo spoedig
mogelijk te doen ophouden als bestaanbaar was met de eerbiediging
van het Nederlandsch gezag, daar waar de Sultans vroeger geregeld
gezag uitoefenden. (1)
Bij kabinetsbrief van 28 Januari 1850 N°. 24 schreef de Gouverneur-
Generaal o. a. nog: „Het gebruik maken van de militaire macht
moet zoo zeldzaam en dan nog zoo kort mogelijk plaats hebben.
Onze staatkunde en ons belang kunnen niet medebrengen ons gezag
(1) Missive als boven.