120
maakt, dan wel het verplichtend mocht hebben doen worden, tot
hunne verwijdering naar elders over te gaan.
Art. 8. De Gouvernementscommissaris voor Palembang, de kolo
nel H. F. Buschkens, zal voorts, in den geest van deze instructie^
zoodanige voorstellen doen als hij vermeent dat de belangen van den
lande vorderenwordende hij mits deze bevoegd verklaard om, onder
nadere goedkeuring van het Gouvernement, in spoed vereischende
gevallen zoodanig te handelen als hij onvermijdelijk achten zal.
Bij de zeer geheime kabinetsmissive van 18 April 1850 N°. 76
werd de Gouvernementscommissaris nog speciaal door den Gouverneur-
Generaal gemachtigd om, indien hij dat onvermijdelijk achtte, Stem
me tz al dadelijk eervol van het residentschap te ontheffen (en deu
Rijksbestierder tevreden stellen dit is af te leiden uit eene zinsnede
in Buschkens' rapport, doch de juiste bewoordingen zijn hier
niet bekend).
Wat de kolonel Buschkens omtrent de verschillende hem aange
wezen punten heeft gerapporteerd, blijkt niet volledig; wij kennen
echter zijne verslagen omtrent artt. 6 en 7 der instructie.
Wat art. 1 betreft, reeds den 3en Mei 1850 was hij „tot de
overtuiging gekomen dat er geene bedenkingen bestonden tegen den
terugkeer naar Batavia van de troepen, welke in 1849 naar Pa
lembang bestemd waren", en hij deed die troepen alzoo den vol
genden dag inschepen.
Den 3en Mei 1850 (missive N°. 5 geheim) berichtte hij verder
na een zeker niet zeer grondig onderzoek over de vraag, hem
gesteld bij art, 6.zijner instructie
Hij ging achtervolgend na de hem door de Regeering ter hand
gestelde aanschrijvingen, aan Steinmetz gericht, ter beoordeeling
hoever deze daaraan had gevolg gegeven. Hij kwam daarbij tot de
volgende conclusiën
a. Kabinetsmissive van 26 Juni 1848 N 172:
„Ik vermeen, de vraag met betrekking tot dit stuk in gemoede
ontkennend te moeten beantwoorden; de beschouwingen en hande
lingen van den resident toch hebben, tegen Uwer Excellentie's juist