121 oordeel in, dat het tegenwoordig tijdstip niet geschikt geacht werd om in het bestuur der residentie verandering te brengen, steeds de strekking gehad, die in te voeren; de daadzaken, die ten slotte ge leid hebben tot verzet van een gedeelte der binnenlandsche bevol king, en tot het doen van militaire expeditiën, die ik mij steeds overtuigd houde dat hadden kunnen worden voorkomen zoo 's Gou- vernements inzichten hadden geprevaleerd, spreken overigens te dui delijk dan dat dit nog nader betoog zoude behoeven." b. Missive van den algemeenen secretaris dd. 22 November 1848 La. U 6a: „De resident Steinmetz heeft daartegen strijdig gehandeld; hij is in beginselen en daden onvoorzichtig geweest in het maken van veranderingen, het Inlandsch bestuur betreffende, en heeft daardoor in het bijzonder den pangeran F erdana Mantri, belast met het bestuur der binnenlanden, in diens gevoel van eigenwaarde gekrenkt, maar vooral ook door, hetzij oprecht, hetzij in schijo, meer vertrou wen te schenken aan den nu overleden pangeran Mangkoe Ningrat (2e regent), een zeer ijverig, bekwaam en vlug bevattend ambtenaar, maar van geringe afkomst en door het Gouvernement, van niets, successievelijk tot het hooge standpunt verheven dat hem als het ware den rijksbestierder ter zijde stelde. De resident heeft naar mijn oordeel, door niet van den invloed des eenen en de bekwaam heid des anderen in het belang van het Gouvernement en des resi dents partij te trekken zonder aan een van beiden eenige voorliefde te toonen, den tact gemist die hier zoo hoog noodig was, en zich dus niet doordrongen van de grondige waarheid, waarmede de al- gemeene secretaris deze missive besloot". c. Kabinetsmissive van 25 Mei 1849 no. 123: „Ik vermeen mij, met betrekking tot deze missive, te mogen ver oorloven te verwijzen naar de betoogen, vervat in de missive van den resident Steinmetz van 9 Juli 1849 La. P 3, mij in Juli 1849 te Batavia ter lezing gegeven en waarover ik toen, op Uwer Excel- lentie's verlangen, mijn oordeel bekendstelde bij mijn schrijven van den 26n Juli 1849 La. E. (1) Die betoogen toch duiden klaarblij- (1) Hieruit blijkt, dat Buschkens ook in 1849 de officieuse adviseur der Regeering omtrent de Palembangsche zaken was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 134