126 Mangkoe Ningrat gewaagd wordt, den binnenlanderen allicht in het denkbeeld konde brengen dat het gezag van den rijksbestier der op dien pangeran ware overgegaan; vooral hindert hem in dat stuk het bevel, dat elk uit de binnenlanden aankomende zich bij den genoemden pangeran moet vertoonen, nadat, in eene reeks vau 26 jaren, het gebruik tot wet geworden was dat elk binnenlander zich ver toonde bij den pangeran Ferdana Mantri, belast met het bestuur der binnenlanden. ,,Ten slotte is het oordeel vrij algemeen dat de resident Steinmetz de welgemeende bemerkingen of raadgevingen van mannen, land en volk grondig kennende, zelden verlangde en uog minder opvolgde, in alles eigeu denkbeelden boven die van anderen stellende. „Ik hoop door deze der Regeering te hebben in staat gesteld om met kennis van zaken zoodanige maatregelen te nemen als zij in hare wijsheid zal noodig achten om in het bestuur der residentie Palembang dat vertrouwen, die eensgezindheid te herstellen welke zoo voor het welzijn van land en volk noodig zijn, als zij ook gun stig zullen terugwerken op de Europeesche ambtenaren en ingeze tenen, op wier positie de bestaande oneenigheden natuurlijk eenen onaangenamen invloed hebben." Dit even oppervlakkig als eenzijdig advies werd twee dagen later (ad. 5 Mei 1850 N°. 11) gevolgd door een ander, in opvolging van art. 7 der instructie voor den Grouvernements commissaris opgemaakt. Dat artikel belastte hem (zie boven) met een onderzoek „of de rijks bestierder van Palembang dan wel eenig ander lid der aristo cratie aldaar, door daden of anderszins mocht hebben teweeggebracht een stand van zaken, welke eeuigen maatregel tegen hen mocht hebben onvermijdelijk gemaakt, dan wel het verplichtend mocht heb ben doen worden, tot hunne verwijdering naar elders over te gaan." Hieromtrent meldde Buschkens, dat zijn onderzoek tot geene resultaten had geleid welke hem grond gaven tot een affirmatief advies." Blijkbaar vertrouwde ook hij den Rijksbestierder niet, maar meende hij dat 's lands belang medebracht hem te ontzien „In mijn bericht van 3 dezer N°. 5 geheim zeide ik dat de klem, waarmede de ïesident in zijnen overigens loffelijken ijver de belangen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 139