131
gedurende het laatste gedeelte van het aanvallend of verdedigend
vuurgevecht niet meer behoeft te wijzigen.
De vizieren der hedendaagsche iufanteriegeweren zou ik in drie
hoofdsoorten wenschen te onderscheiden, nl.
I. Het klepvizierdat uit één voetstuk en een of meer kleppen
bestaat. De te bezigen klep wordt bij het richten loodrecht op de
zielas gesteldlangs de (of, als er meer zijn, langs de grootste)
klep is een schuif op en neer beweegbaar.
II. Het hoog klepvizier, dat uit een voetstuk met ééne klep bestaat,
die in verschillende standen ten opzichte van de zielas kan worden
gesteld.
III. Eene combinatie van het klep- en het boogklep vizier.
De eerste soort, die bij het Duitsche en het Fransche leger in
gebruik is, kenmerkt zich door de volgende gebreken:
1°. Het aantal kepen is groot in Duitschland 3, in Frankrijk
6 en kan in het gevecht gemakkelijk aanleiding geven tot vergis
singen, die allernadeeligste gevolgen kunnen hebben.
2°. Bij het richten door de schuifkeep is het gezichtsveld zeer beperkt.
3°. Bij het gebruik der schuif vordert het stellen van het vizier
betrekkelijk veel tijd j eerst moet de schuif tegen de te bezigen ver
deelstreep geschoven en daarna de klep loodrecht geplaatst worden;
dit' zijn twee bewegingen.
De tweede soort vindt men, behalve in Nederland en hier, in
Italië, Oostenrijk en Zwitserland.
Als hare nadeelen worden genoemd
a. Groote lengte der klep, met het oog op het vuren op grooten en
uitzonderingsafstand.
b. Verbuiging der klep, vooral als zij lang is.
c. Gebrekkige stabiliteit der klep.
d. Het controleeren der vizierhoogte door de vuurleiders is niet
mogelijk.
De derde soort wordt in Rusland, Engeland, Zweden, Spanje,
België en Denemarken aangetroffen. De klep heeft eene buiten hare
beide zijden uitstekende schuif, die op de trappen van de viziervleugels
rust, behalve bij het richten op grootere afstanden, waarbij de klep
loodrecht staaf. Hare nadeelen zijn