156
Manoeuvres.
Op de vraag of de resultaten, die uit de gecombineerde manoeu
vres en veldoefeningen verkregen zijn, geen aanleiding geven om
andermaal gelden voor dergelijke uitgaven op de begrooting uit te
trekken, wordt geantwoord dat die resultaten nog niet bekend zijn en
dat de Minister niet van de noodzakelijkheid van manoeuvres en veld
oefeningen overtuigd is (zie hierachter blz. 161).
Chef van het ivapen der Infanterie.
Over den Chef van het wapen der Infanterie werd door den heer
.Rooseboom, hoewel buiten de commissie van rapporteurs staande, eene
afzonderlijke nota ingediend, die bij het Voorloopig Verslag is ge
voegd. Deze nota met het antwoord daarop van den Minister is
in de vorige aflevering van dit tijdschrift reeds afzonderlijk besproken.
Bureauwerk van stafofficieren.
Sommige leden spraken het gevoelen uit, dat de officieren van
den generalen staf te veel in de bureaux werkten en te weinig in
het veld kwamen. De Minister antwoordde dat dat bureauwerk
in vredestijd, in Indië zoowel als in andere legers, uoodig wasdat
vele stafofficieren reeds getoond hadden te velde waardeering te
verdienen en dat o. a nog niet lang geleden een hunner was aan
gewezen om den Britschen veldtocht in Birmah bij te wonen. Een
antwoord dat niet behoeft te beletten, met het Voorl. Versl. van
meening te blijven dat de stafofficieren wat meer buiten hunne bureaux
zouden kunnen worden gebezigd.
Reorganisatie der Infanterie.
Op de vraag hoe het daarmee stond, antwoordde de Minister
„Er zijn nog geen voorstellen tot reorganisatie der Infanterie van
de Indische Regeeriug ontvangen, zoodat de ondergeteekende zich
vooralsnog moet onthouden van de behandeling der vraag ofen
zoo ja, hoe het stelsel der depot-bataljons wijziging of uitbreiding
Vordert. Ongetwijfeld zal dit vraagstuk, ook in verband met de denk
beelden ontwikkeld in eene brochure van de hand van den luite
nant-kolonel Coblijn, bij de behandeling der reorganisatieplannen in
Indië zeer nauwgezet overwogen worden, want de vorige Minister