165 siën voor Tjilatjap en Samarang hadden toen alleen nog slechts de noodig geachte plaatselijke verkenningen beëindigd. „Zou ik den Minister mogen vragen dit was in het begin van 1888 of op het oogenblik niets meer bekend is omtrent den arbeid der commissiën voor Tjilatjap en Samarang? Het gaat toch inder daad niet aan, als men aan de zaak niets wil doen, die quaestie op de lange baan te schuiven. Er dient eene beslissing te worden ge nomen. Ik weet zeer goed dat er tegenstanders zijn van de ver sterking van die havens. Ik wijs onder andere op de onlangs ver schenen zeer belangrijke brochure van den kolonel Coblijn, die ik met belangstelling heb gelezen, hoewel ik er wil bijvoegen, dat het mij niet recht duidelijk is, hoe men met goed vertrouwen een stelsel kan aannemen, waarbij bijvoorbeeld een haven als Soerabaia, waar zich onze marinewerf met machinefabriek, onze artillerie-inrichtingen enz. bevinden, zonder slag of stoot aan den vijand zou overgelaten worden, hetgeen natuurlijk het gevolg van eene dergelijke handel wijze zou moeten wezen, tenzij men de marine zoodanig versterkte) dat zij dit alleen kon beletten. Maar hiervan zouden zeker nog grootere uitgaven het gevolg zijn. „Ik wil thans niet verder hierover spreken, maar alleen bij den Minister er op aandringen, dat er spoedig eene beslissing genomen worde." De reorganisatie der Infanterie. Hierover zeide de heer Booseboom: „Mijnheer de Voorzitter! Zeker meen ik recht te hebben te vragen waar blijven de zoolang verwachte voorstellenbijv. dat tot eene nieuwe legerorganisatie bij de Indische infanterie. In het vorige jaar werd ons daaromtrent door de Regeering medegedeelddat de destijds afgetreden legercommandant de reorganisatie van het depar tement van oorlog aan zijn opvolger wilde overlaten en dat het le gerbestuur deze zaak wenschte vast te knoopen aan de in bewerking zijnde nieuwe organisatie van het geheele wapen der Infanterie. „Maar, wat zien wij nu? „De Minister deelt ons mede, dat hij de voorstellen betreffende het eerste op 5 September jl. heeft ontvangeD, maar niettegenstaande

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 178