169 „Nu beweert de beer Rooseboom dat het tegenwoordig oogenblik bijzonder gunstig is voor de oprichting dezer brigade, omdat de werving voor het Indische leger in den laatsten tijd zulke gunstige resultaten opgeleverd heeft dat dit leger thans een overcompleet van Europeesche soldaten heeft. Deze bewering heeft mij wel eenigszins verwonderd, nadat zoo dikwijls gewezen is op deD treurigen toestand waarin dat leger tegenwoordig verkeert. Mij komt het voor dat het overcompleet boven de normale formatie nauwelijks voldoende is, om aan te vullen de groote verliezen, die op dit oogenblik door ziekten worden geleden en de leegten ontstaan door het aantal voor den dienst niet beschikbare soldaten, dat onder de sterkte gerekend wordt. „Ten tweede zegt die geachte spreker, dat de werving voor het Indische leger er niet door benadeeld zal worden, omdat het waar schijnlijk is, dat men over het algemeen meer lust zal gevoelen om dienst te nemen bij het op te richten korps, dan om dit te doen bij het koloniaal werfdepot te Harderwijk, met verplichting na zeer kor ten tijd naar Indië te moeten vertrekken. „Ik geloof het tegendeel. De meeste vrijwilligers, die zich aanmel den, zijn er juist op gesteld zoo spoedig mogelijk naar Indië te ver trekken. Degenen die dat niet verlangen, en in het land willen blijven, nemen dienst bij het Nederlandsche leger, maar zijn niet genegen om zich bij hun indiensttreden te verbinden later^te eeniger tijd naar Indië te mogen worden gezonden. „Aangezien het te vreezen is dat de oprichting eener Indische brigade als de bedoelde nadeelig zal werken op onze werving voor Indië, zou ik het zeer onvoorzichtig achten thans hiertoe over te gaan. De werving gaat op het oogenblik niet slecht, maar de behoefte aan vrijwilligers, vooral aan Nederlanders, is op dit oogenblik zoo groot en zal dat blijven, zoolang de Atjeh-oorlog zal duren en de beri-beri zooveel offers zal eischen, dat het een zeer gewaagde stap zou zijn om vooral nu een maatregel te nemen die de werving zou kunnen benadeelen. „Verder meen ik er op te moeten wijzen, dat door het in het leven roepen van zulk een korps, hoezeer hoofdzakelijk voor Indië bestemd, toch ook aangewezen is om hier te lande aan de ver dediging deel te nemen, men zich aan het gevaar blootstelt dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 182