170 het niet ter plaatse zal zijn, daar waar men het zal noodig heb ben. Mogelijk is het toch dat men het hier te lande bezwaarlijk zal kunnen missen, op het oogenblik dat men het voor den Indischen dienst zal behoeven; en omgekeerd dat het zich in Indië zal bevinden bij het uitbreken van een oorlog in Europa. Op zoodanig korps kan men dus nooit met zekerheid rekenen. »Ik geloof dan ook dat wij veel doelmatiger zouden handelen door het korps mariniers zoo noodig grootere sterkte te geven, ten einde altijd over eeu gedeelte dadelijk te kunnen beschikken tot het versterken van het Indische leger. De oprichting van een geheel nieuw korps zou buitendien zeer aanzienlijke uitgaven vereischen en dit mag vooral in den tegenwoordigen tijd niet over het hoofd worden gezien. Ik heb er echter niet bepaald tegen dat eene proef in het klein genomen worde, maar daartegen acht ik, vooral op dit oogenblik, het nemen van meet doortastende maatregelen te dien aanzien niet wenschelijk". De heer Land voegde daaraan toe: „Nu nog, in verband met het verlof door den Voorzitter gegeven, een kort woord over de Indische brigade. „De Kamer weet dat van de mariniers een bataljon van 1000 man steeds geheel geëncadreerd en gereed is om naar Indië te vertrek ken. Dat is een belangrijk hulpmiddel dat het Gouvernement onder de hand heeft. Nu deel ik geheel het bezwaar door den generaal Reuther in het midden gebracht. „Ik geloof ook dat slechts een bepaald getal menschen beschikbaar is voor den militairen dienst en dat dit getal tegenwoordig door de tijdsomstandigheden bijzonder groot is. Wanneer men nu een ander korps opricht, zou men het allicht niet voltallig krijgen of gebrek aan personeel krijgen bij andere korpsen. De werving bij het korps mariniers is zelden geslotenmaar men zou door haar aanhoudend open te stellendit korps allicht eenigszius kunnen uit breiden". Ook de heer Levyssohn Norman was tegen de Indische brigade en zeide daarover „Ik kom thans terug tot den memorie-post, uitgetrokken op hoofd stuk I voor de eventueele oprichting van een korps voor de uitzen ding van suppletietroepen. Dat korps van invaliden zal moeten zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 183