DE BRITSCH-INDISCHE EXPEDITIE NAAR SIKKIM De kleine Inlandsche staat Sikkim ligt ruim 300 Eng. mijlen recht noordwaarts van Calcutta in het Himalaya-gebergteten Zuiden wordt dit staatje begrensd door het Darjeeling-district in Bengalon, ten Noorden en Oosten door Thibet. Het Sikkimsche gebied bestaat uit een ruw bergland, in de richting van het Noorden naar het Zui den 66 Eng. mijlen lang, met eene breedte van 52 Eng. mijlen; de bevolking is niet veel meer dan 100,000 zielen sterk, (1) en wordt beheerscht door een Radjah, die leenroerig is aan het Britsch-Indi- sche Gouvernement, van hetwelk hij een jaarlijksch inkomen geniet van duizend pond sterling als compensatie voor zijn vroegeren af stand van Darjeeling. Deze Radjah schijnt echter in dubbelen zin leenroerig te zijn, daar hij ook grondgebied bezit in het Chumbi-dal, dat door Thibet als een zijner onderhoorigheden wordt aangemerkt; van den Llama van Thibet ontvangt de Radjah 200 pond sterling 's jaars. Om aan zijne beide leenheeren welgevallig te zijn, houdt hij zich in den regel 's zomers op in Chumbi en 's winters in Sikkim. Het Chumbi-gebied wordt van Sikkim gescheiden door eene 15— 17000 voet hooge bergketen, die van het Noordwesten naar het Zuidoosten loopt, en doorsneden wordt door den Chola-pas, den Nathoela- of Yakla-pas en den Yalapla- of Pembiringo-pas. Beide laatstgenoemde passen vormen met het daarbeneden liggend Koepocp-dal de kortste wegen, om van Goeatong, in Sikkim, waar de Engelschen hunne operatiebasis hadden gevestigd, voort te rukken. In het dorp Chumbi bevindt zich het zomerpaleis van den Radjah, voorzien van een verguld dak. Ongeveer 15 Eng. mijlen noordwaarts van dat dorp ligt aan een goeden weg het grensfort Phari of Pharyong. (1) Andere opgaven zijn nog belangrijk minder.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 194