201 Door spionnen had men het bericht ontvangen dat de doesoen P e- mangilan, op 111/2 paal afstands achter Bi la Bi la gelegen, zeer versterkt en tot retraite der opstandelingen bestemd was. Het plan van den majoor Hemmes was nu, de omtrekking van Pemangilan te beproeven en die doesoea van achteren aan te vallenwas deze veroverd, dan twijfelde hij niet of Bil a B i la zou uit eigene beweging ontruimd worden. Tot het welgelukken van dat plan was het noodig, het omtrekken der vijandelijke stelling ongemerkt en dus in ver verwijderden kring te doen geschieden. Om de aandacht des vijands af te leiden en hem in het denkbeeld te brengen dat de aanval het eerst tegen Bil a Bila zoude plaats grijpen, kreeg de le luitenant J. P. Dekker in last, met zijne compagnie eene schijnvertooning tegen deze sterkte te maken. De controleur Yan den Bossche woonde deze manoeuvre als lief hebber bij (28 September). In de nabijheid van Bila Bila gekomen, zond de heer Yan den Bossche drie zijner volgelingen de depati Saoe Naga en twee mindere Inlanders derwaarts; deze, eene vriendschappelijke houding aannemende, slaagden er in met enkele menschen der bezetting een gesprek aan te kaoopen. Al pratende naderdeu zij de versterking en, bespeurende dat deze zwak bezet was, hadden zij de stoutmoe digheid haar te beklimmen. Binnengekomen, verhaalden zij dat de benteng omgetrokken was en raadden zij de bezetting aan, maar spoedig de vlucht te nemen. De depati en een zijner volgelingen werden echter gevaugen genomende andere wist te ontkomen en gaf van het voorgevallene, en ook van de geringe sterkte des vijands, keunis aan Van den Bossche, die zich, door eenigen der zijnen gevolgd, onmiddellijk naar Bila Bila spoedde. Deze stelling werd bestormd en, na een paar schoten te hebben gelost, die geen nadeel deden, nam de vijand de vlucht. De dagen van 29 en 30 September werden besteed tot het ver kennen van Pemangilan, wegens de gunstige gesteldheid van het terrein door den vijand gekozen als de plaats, waar de heilige lilla bewaard werd en die alzoo tot het uiterste zoude worden verdedigd. Het resultaat der verkenningen was geenszins bemoedigend: scherpe, zwaar begroeide bergruggen maakten den marsch zeer bezwarend;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 214