207 vertooning werd gemaakt naar ons etablissement te T e bi n g tin ggi aan de Moesi, alwaar reeds sedert geruimen tijd eene zekere span ning bad geheerscht en herhaaldelijk aanslagen op het leven van en kele personen der bezetting waren gepleegd, o. a. in den avond van den 8en Maart 1849, op den kapitein D. W. Beckin g, militair com mandant en civiel gezaghebber, en op den lcn luitenant der genie A. M. E. van Deventer die beiden, met zware wonden overdekt, te nauwernood den dood ontkomen waren. De colonne vertrok dientengevolge den 80on Januari opnieuw van Lahat, en kwam zonder eenige vijandelijke ontmoeting den 2™ Fe bruari op hare bestemmingsplaats aan. De stand van zaken was nu zoo, dat de resident geene expedition- naire colonne meer noodig achtte. Maar alvorens machtiging te ver- leenen tot haren terugkeer, besloot de regeering, gelijk wij reeds in het vorige hoofdstuk mededeelden, den gepensionneerden kolonel Buschkens, als gouvernements- commissaris derwaarts te zenden, met last den stand van zaken te onderzoeken en, ook wat de terug zending der troepen betreft, naar omstandigheden te handelen. In afwachting eener beslissing ten deze waren de expeditionnair e troepen intusschen, den 19en Maart, ter hoofdplaats Palembang aangekomen. De Heer Buschkens was afkeerig van alle militaire expeditiën in de Palembangsche binnenlanden. "VVel wat eenzijdig schreef hij, den 4en Mei 1850 N°. 18, aan den legercommandant, dat die expeditiën „wel tot wrevel en afval, maar niet tot gehoorzaamheid aan het bestuur konden leiden" en dat „door de gansche Palembangsche expeditie niets gewonnen was." De resident Meis, die Steinmetz verving, beantwoordde deze beschouwing den lenJuli 1850 met de opmerking dat „expeditiën, waarmede alleen beoogd wordt te tuchtigen en schrik in te prenten, in de binnenlanden zeker altijd slechts een voorbij- gaanden indruk verwekken en het kwaad niet genezen zullen; doch als het noodig is, regel en orde in te voeren tot bestendiging van rust en vrede, dan", zeide hij, „zie ik niet hoe die onder eene bande- looze bevolking tot stand zullen komen zonder de administratieve macht te steunen door de militaire. Is daartoe eens besloten, dan moet men zijn plan ook tot het einde doorzetten, en niet rusten voor-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 220