211
„„Het schenken van voorrechten of het uitdeelen van gunsten"",
zeide de Commissaris Yan Sevenhoven in zijne nota van 27
November 182B, „„valt niet zeer in de gewoonte der Palembangsche
„„grooten. Zij bezitten er de middelen niet toe, en al ware het eens
„„dat zij voorrechten of voordeelen konden verleenen, dan zijn toch
„„zulke middelen te zwak. De Inlanders in het algemeen, en de
„Palembangers in het bijzonder, zijn wel door maclit en gezagge-
„paard met rechtvaardigheidtot onderwerping en genegenheid te
brengenmaar nimmer door gunstbewijzendie zij meestal beschou-
„„wen als uitwerkselen van zwakheid, zelden of mogelijk nooit als
„het gevolg van ware genegenheid. Dit is een eigenaardig uitwerk-
„„sel van de regeering waaronder zij geleefd hebben, en deze denk-
„beelden bepalen zich niet enkel bij de volksklassen, doch zijn even-
„„zeer diep geworteld bij de grooten"".
„De pangeran Kr am a Djaja, rijksbestierder (ferdana mantri) is
gehuwd met eene onechie dochter van Sultan Machmoed Badar
Oedin (Pangeran Sjarif Ali is met eene echte dochter van dien
vorst getrouwd geweest). De rijksbestierder is van die vrouw ge
scheiden, doch zij woont niettemin bij hem in en oefent een groot
overwicht op hem uit. De resident De Koek heeft, in de voor
zijnen opvolger bestemde nota, veel schoons van deze vrouw gezegd,
en noemde haar doorkundig, verstandig, goed en fatsoenlijk. Perso
nen, die de Palembangsche grooten kennen, noemen haar violent,
trotsch en heerschzuchtig. Ik heb het voorzichtig geacht, bekend-
schap met deze dame te vermijden.
„Zien wij nu, hoe, ten aanzien van den rijksbestierder, is vastge
houden aan het beginsel om niet gemakkelijk te zijn met gunsten
en hem geen te grooten invloed op de bevolking te doen verwerven.
„Den 5 September 1823 aanvaardde hij de betrekking van rijks
bestierder op een traktement van f 500 's maands.
„Bij besluit van 22 Mei 1829 N°. 10 werd zijn traktement op
f 600 gebracht.
„Ingevolge besluit van 11 Januari 1830 werden hem, als een
onderscheiding, eenige geschenkgoederen, ter waarde van f 334
vereerd.
1889, Dl. I. 14