217
geheim bezigde binnenlanders aan te zetten tot het inbrengen van
„klachten tegen diegenen ivelke hem in zijn onvermoeid streven naar het
oppergezag van te nabij kennen, hetgeen hoogst lastig en vermoeiend
„„is en de zaken dikwijls, zeer dikwijls, in haren gewonen gang stoort"".
«Vijf maanden zijn nu verstreken sedert ik te Palembang aan
kwam; ik ben begonnen met hec vaste voornemen, om mij niet te
te laten leiden door de meening mijns voorgangers, maar den rijks
bestierder vertrouwen te schenken en dit vooral uiterlijk te toonen
met den wensch, hem te leeren kennen als dat vertrouwen waardig,
en met hem en door hem nut te stichten. Ik erkende, dat ik als
een nieuweling in de zaken aankwam, en dit geeft mij nu het voordeel,
te beter over pangeran Krama Djaja te kunnen oordeelenen met
leedwezen moet ik nu verklaren, dat de rijksbestierder in zijne kwade
hoedanigheden met juistheid beoordeeld is door den Commissaris Yan
Seven hoven, door den resident B u s chk e n s en door den resident
Steinmetz. In mijn oog strekt het den laatsten tot grooten lof, dat
hij zoo gematigd is geweest in zijne beoordeeling, na al het verdrietige
dat hij door zijne verhouding met den rijksbestierder ondervonden heeft.
„Ik vereenig mij nu geheel met de wijze, waarop de resident
Steinmetz hem in zijne rapporten heeft afgeschilderd.
„De rijksbestierder is beschaafd, heeft goede en aangename ma
nieren, weet zich soms met veel schijn van openhartigheid voor te
doen, en is zeer gemakkelijk met geld uit te geven. Dat hij in
zekere mate edelmoedig en ook dapper is, kan ik niet tegenspreken,
maar om zijn edelmoedigheid voor belangeloos en zijne dapperheid
voor groot te kunnen houden, moest hij in mindere mate zijn eigen
lofredenaar zijn. Hij heeft het talent, zijne ondergeschikten altijd een
minzaam woord toe te voegen, zelfs terwijl hij zich wreekt; hij is
hooghartig en eerzuchtig, maar weet zich zeer nederig aan te stellen,
te vleien en zelfs alleronbeschaamdste vleierijen te zeggen. Hij is
in sommige opzichten schrander te noemen, hoewel hij in algemeenen
zin eer geborneerd dan verstandig ishij is listig en gaat met kunst
grepen om, zonder fijn of geslepen te zijn; hij is verregaand bij-
geloovig en lichtgeloovighij is levendig van geest, maar zijn ijver
strekt zich hoofdzakelijk uit tot behoud en uitbreiding van onverdeeld